OVERHEIDSVOORLICHTING - DE JONGSTE GESCHIEDENIS Na de Tweede Wereldoorlog werd de Commissie van Heuven - Goedhart ingesteld om de vraag te bestuderen waar de grenzen van de (overheids)voorlichting liggen. Deze commissie kwam tôt de conclusie dat "de overheid zich bij haar voorlichtingsaktiviteiten moet beperken tôt het verstrekken van louter informatie Voorlichting moest "een objektieve niet op beïnvloeding gerichte aktiviteit zijn" en moest zich in de eerste plaats richten op de massamedia: krant, radio en film (polygoonnieuws in de bioscopen) De commissie stelde dat de overheidsvoorlichting uitsluitend betrekking zou kunnen hebben op het door de overheid zelf vastgestelde beleid. Ruim twintig jaar later verruimde de Commissie Biesheuvel de grenzen ten aanzien van de overheidsvoorlichting. Deze commissie kreeg als opdracht: "het doen van een studie naar een maatschappelijke herwaardering van het contact tussen burgers en overheid en daarbij de plaats en betekenis aan te geven van de voorlichting en van al datgene wat de openheid van het bestuur kan bevorderen". De commissie gaf een uitvoerig antwoord op de vraag in welke mate en op welke wijze de burger geïnformeerd moest worden. De plicht van de overheid om aktief informatie te verstrekken en het recht van burgers om passief informatie te ontvangen werd door de commissie sterk beklemtoond. Een meerderheid van de Commisssie Biesheuvel stelde, dat de overheid haar beleid alleen zou mogen uitdragen bij een afgeronde besluitvorming (aanvaard beleid)Een minderheid van de commissie wenste (overheids)voorlichting zo te omschrijven, dat ook het voorlichten over beleidsvoornemens (beleidsvoorbereiding) al binnen het kader van openbaarmaking zou vallen. 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1987 | | pagina 147