WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR (WOB)
Als uitvloeisel van het rapport van de Commissie Biesheuvel trad op 1 mei
1980 de Wet Openbaarheid van Bestuur, beter bekend als de WOB, in werking.
In deze wet is de aktieve en passieve informatie-verstrekking van de
overheid geregeld. De WOB geeft aan dat de aktieve openbaarheid zodanig
dient te zijn "dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel
mogelijk worden bereikt en wel op zodanige tijdstippen, dat zij hun
inzichten in de loop van het beleidsproces tijdig ter kennis van het
betreffende overheidsorgaan kunnen brengen".
Bij de passieve openbaarheid geldt, dat "gegevens die nog in bewerking zijn
of die, hoewel gereed, op zichzelf een onvolledig en daardoor vertekend
beeld zouden geven" niet worden verstrekt.
In 1984 verscheen het rapport "Heroverweging Voorlichting"In dit rapport
wordt gesteld, dat in de praktijk van de (overheids)voorlichting vier -
elkaar aanvullende en ondersteunende - functies te onderscheiden zijn.
Voorlichting - als openbaarmaking
- als beleidsinstrument
- als dienstverlening
- als public relations
Bij voorlichting als beleidsinstrument wordt onderscheiden:
- het bevorderen van de participatie van de burgerij bij het tôt stand
komen van overheidsbeleidin het kader van de beleidsplanning
(ontwerpfase, bijvoorbeeld in de vorm van inspraak)
- het effektueren van aanvaard beleid, in het kader van de
beleidsuitvoering (uitvoerende fase) bijvoorbeeld in de vorm van
voorlichting over gemeentelijke belastingen;
- het bedrijven van promotionele aktiviteiten;
Uit het rapport komt naar voren, dat er binnen de overheidsvoorlichting
sprake is van een verschuiving van de voorlichting als openbaarmaking naar
een voorlichting als dienstverlening. De voorlichting die zich bijna
uitsluitend primair op de média richtte, lijkt zijn aandacht rechtstreekser
tôt het publiek te richten, waarbij overigens diezelfde média een
intermédiaire en/of becommentariërende roi vervullen.
De oorzaak van deze verschuiving binnen de overheidsvoorlichting is volgens
het rapport gelegen in de karakterverandering van het overheidsinstituut.
In plaats van een slechts alleen door de bevoegde overheid bepaalde
regelgeving, worden in toenemende mate belanghebbende groepen burgers,
maatschappelijke organisaties en individuele personen betrokken in de
beleidsvoorbereiding. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van overleg,
onderhandeling of inspraak, dan wel een combinatie van genoemde
mogelijkheden. In het rapport pleit men voor een duidelijke plaats van de
voorlichting in het totale beleid.
6