- 39 -
2. Een beschikking tôt intrekking of wijziging van de vergunning is met
redenen omkleed; zij wordt niet genomen dan nadat de houder van de
vergunning in de gelegenheid is gesteld zijn oordeel daaromtrent kenbaar
te maken.
Artikel C 76
Sluiting van een recreatie-inrichting
1. Burgemeester en wethouders kunnen ter bestrijding van geluidhinder
een recreatie-inrichting, als bedoeld in artikel 2, geheel of gedeeltelijk
gesloten verklaren, indien degene die de inrichting inricht of drijft,
in strijd handelt met het bepaalde in artikel 2.
De sluiting wordt in het openbaar bekend gemaakt en wordt van kracht,
zodra een afschrift van het besluit op of nabij de toegang of toegangen
van de recreatie-inrichting is aangebracht.
2. De sluiting geldt voor bepaalde of onbepaalde tijd; in het laatste geval
wordt opheffing van de sluiting wederom openbaar bekend gemaakt.
3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het eerste lid bedoelde
afschrift wordt aangebracht.
4. Het is degene die de recreatie-inrichting inricht of drijft, verboden na
de sluiting, als bedoeld in het eerste lid, bezoekers tôt de inrichting
toe te laten of daarin te laten verblijven.
5. Het is een ieder verboden in een bij besluit van burgemeester en wethouders
gesloten recreatie-inrichting als bezoeker te verblijven.
6. Onder bezoekers worden ten aanzien van de toepassing van het vierde en
vijfde lid niet verstaande:
a. de gezinsleden van degene die de recreatie-inrichting inricht of
drijft, zomede diens buitenshuis wonende bloed- en aanverwanten;
b. de personen wier vertegenwoordigheid in de recreatie-inrichting wegens
dringende omstandigheden wordt vereist.
7. Een beschikking tôt sluit is met redenen omkleed: zij wordt niet genomen
dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld zijn
oordeel daaromtrent kenbaar te maken.
Artikel C 77
Bestaande recreatie-inrichtingen
1. Op het inrichten of drijven van een bestaande recreatie-inrichting is
het in artikel 2 gestelde verbod niet van toepassing:
a. gedurende drie maanden na het in werking treden van artikel 2;
b. ook na de onder a. bedoelde termijn, voor zover degene die de
recreatie-inrichting inricht of drijft, binnen deze termijn een
vergunningaanvraag, als bedoeld in artikel 3, heeft ingediend,
totdat onherroepelijk op de vergunningaanvraag is beslist.
2. In het geval bedoeld onder lid 1, sub b, zijn op de vergunningaanvraag
de artikelen 3 tôt en met 9 van overeenkomstige toepassing.
3. Indien de gervaagde vergunning wordt geweigerd, stellen burgemeester
en wethouders de aanvrager een redelijke termijn om het inrichten of
drijven van de recreatie-inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd,
te beëindigen.
4. Burgemeester en wethouders kunnen gedurende de période, als bedoeld in het
eerste lid, onder a. of b., dan wel als bedoeld in het derde lid,
degene die een recreatie-inrichting inricht of drijft, aanschrijven de
door hen in die aanschrijving vermelde voorzieningen te treffen, indien de
toestand van de inrichting, in verband met de belangen die dit hoofdstuk
beoogt te behartigen, dat noodzakelijk maakt.
Degene tôt wie de aanschrijving is gericht, is verplicht deze op te volgen.