2. Stemming over zaken geschiedt mondeling en bij hoofdelijke oproeping, stem- ming bij het kiezen van personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes. Indien bij het nemen van een besiuit over een zaak door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. 3. Voor het tôt stand komen van een besiuit bij stemming, wordt de volstrekte meerderheid vereist van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Bij het doen van keuzen van personen worden leden, die bianko briefjes ingeleverd hebben, voor de toepassing van deze bepaling geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen. 4. Bij staking van stemmen over personen beslist na herstemming terstond het lot; bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besiuit uitgesteld tôt de eerstvolgende vergadering, waarin bij staking van stemmen het voorstel geacht wordt niet te zijn aangenomen. 5. Wanneer de vergadering voltailig is, kan ook over niet op de agenda vermelde punten worden beraadslaagd en een besiuit worden genomen. E Hoofdstuk VIII komt als volgt te luiden: HET INSTITUUT Artikel 28 i 1. De dagelijkse leiding van het instituut berust bij een direkteur. Hij is voor het uit dien hoofde gevoerde beleid verantwoording schuidig aan het algemeen bestuur. 2. Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten regelen vast met betrekking tôt de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van het instituut. 3. Het algemeen bestuur kan een personeelslid aanwijzen die, wat betreft de boekhouding en de financiële administratie rechtstreeks verantwoording schui dig is aan dat bestuur en voorts een personeelslid, belast met kasbeheer, onverminderd het bepaalde in artikel 20, eerste lid. 4. Ten aanzien van de kontrôie op het geldelijk beheer en de boekhouding, zijn de artikelen 265 bis tôt en met 265 sexies der gemeentewet van overeenkomstige toepassing. 5. De personele formatie van het instituut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Het regelt de rechtspositie van de direkteur en van het overige personeei van het instituut, overeenkomstig het bepaalde in artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929. 6. De direkteur en het overige personeei worden benoemd, geschorst en ontsiagen door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheden voor zover deze het overige personeei betreffen, delegeren aan het dagelijks bestuur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1988 | | pagina 55