4 Deze lasten zouden eerlijker verdeeld worden als het uittredende orgaan of dienstonderdeel een schadeioosstelling betaait ter grootte van deze extra kosten. De voorgestelde wijziging regelt de schadeioosstelling voor het IZA (en dus voor de betrokken werkgevers en werknemers). In de voorgestelde bepalin- gen wordt aangegeven dat de schadeioosstelling bestaat uit de extra kosten van de bij het IZA-biijvende post-aktieve deeinemers, te weten de kosten minus de door deze groep opgebrachte bijdrage (premie). Met betrekking tôt de vaststel- ling van de exakte hoogte van het bedrag bestaan er varianten. Denkbaar is dat het IZA en het uittredende orgaan de meerkosten van de achterblijvenden jaarlijks verrekenen. Het nadeel hiervan is dat het uittredende orgaan dan weilicht tientallen jaren met deze kosten wordt gekonfronteerd. Het is mogeiijk dat het orgaan er de voorkeur aan geeft de betreffende lasten in één keer af te kopen. In dat geval ontstaat een onderhandelingssituatie tussen IZA en het orgaan omdat bij het berekenen van de schadeioosstelling zijnde de netto kontante waarde van de toekomstige meerkosten een aantal onzekere groothe- den moet worden overeengekomen, te weten de gemiddelde levensverwachting en de te hanteren diskonteringsvoet. Om de gedachte te bepalen bij een gemiddelde levensverwachting van 12 jaar, een diskonteringsvoet van 5% en de al eerder aangegeven gemiddelde meerkosten van 2.895,- is dit 2.895 x (1 (T~ÏÏ5)U 27.Q00,- per post-aktieve. Een ander mogeiijk punt van onderhandeling hierbij is het aantal post-aktieven waarvan moet worden uitgegaan als bijv. het exakte aantal door omstandighe- den niet meer is vast te stellen. Een mogelijkheid is dan van het totaal aantal post-aktieven een evenredig aantal aan het gereorganiseerde dienstonderdeel toe te rekenen. Juist omdat in het vaststellen van het precieze bedrag een aantal keuzes gemaakt moet worden geven de bepalingen aan dat het bedrag in overleg tussen het IZA-bestuur en het gemeentebestuur c.q. het bestuur van het lichaam wordt vastgesteld. Indien die onderhandelingen problemen opleveren kan een onafhan- kelijk deskundige (bijv. een actuaris) worden ingeschakeld. Diens advies is bindend voor beide partijen. De schadeioosstelling moet inqeval van een reorqanisatie, waarbij het orgaan zelf aan het IZA blijft participeren, door het orgaan bedonqen worden bij de instellinq die de betreffende tak van dienst overneemt (die heeft immers het financiële voordeel). Wat betreft de terminologie van artikel 33, zevende lid, is aangesloten bij de bepalingen van artikel A6 van het model AAR en de daarbij door het toenmaiige Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden opgestelde ''leidraad bij organisatieveranderingen" van september 1983. In deze bepalingen wordt onder meer onder een ingrijpende verandering in de inrichting van enig dienstonderdeel verstaan een reorganisatie waarbij personeei overgaat naar een ander privaat-/publiekrechtelijk lichaam. Het bepaalde in het achtste lid legt het gemeentebestuur c.q. het bestuur van het lichaam een meldingsplicht op. Hiermede wordt beoogd te voorkomen dat op een zodanig laat tijdstip het IZA op de hoogte geraakt van een reorganisatie, dat de hieruit ontstane financiële problematiek alleen nog met veel moeite tôt een oplossing kan worden gebracht. Zoals eerder is opgemerkt was het de bedoeiing dat deze wijziging van de regeling al vdôr 1987 zou zijn afgerond. Het regelen van deze kwestie is reeds aangekondigd in de gememoreerde circulaire van 1986. Omdat het voorliggende wijzigingsvoorstel niet wezeniijk afwijkt van de inhoud van genoemde circulaire

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1988 | | pagina 66