EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP.
Artikel 9.
Het bestuurslidmaatschap eindigt:
door verloop van de benoemingsperiode ex artikel 4 lid 4,
door overlijden van een bestuurslid, bij verlies van het
vrije beheer over zijn vermogen, bij schriftelijke ontslagne-
ming (bedanken), alsmede bij ontslag op grond van artikel 298
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
PERSONEEL.
Artikel 10.
1. Het personeel van de stichting wordt door het bestuur be-
noemd, geschorst en ontslagen.
2. Met het aan te stellen personeel wordt door het bestuur een
schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan, waarbij rechts-
positie, arbeidsvoorwaarden en taakomschrijving zullen worden
vastgesteld.
3. De stichting kan tevens als werkgever optreden voor bij de
projekten werkzaam personeel.
VERGOEDING.
Artikel 11.
De leden van.het bestuur hebben aanspraak op vergoeding van
gemaakte reis- en verblijfskosten volgens regeling door het
bestuur vast te stellen.
BOEKHOUDINGBEGROTINGREKENING EN VERANTWOORDING
Artikel 12.
1. Van de vermogenstoestand van de stichting en van hetgeen
verder haar financien betreft, wordt op zodanige wijze aante-
kening gehouden, dat daaruit te alien tijde de rechten en
verplichtingen van de stichting blijken.
2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar
3. Elk jaar, uiterlijk in de maand mei, wordt een vergadering
gehouden van het algemeen bestuur waarin het dagelijks
bestuur onder meer een begroting voorlegt, gebaseerd op een
inhoudelijk werkplan, voor het komende boekjaar.
4. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken der stich
ting afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een
balans en een staat van baten en lasten over het geeindigde
boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken binnen zes maanden na
afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.
5. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT.
Artikel 13.
1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin
die onderwerpen worden geregeid, welke niet in deze statuten
zijn vervat.
2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd
zijn.
3. Het bestuur is te alien tijde bevoegd het reglement te wijzi-
gen of op te heffen.
4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement
is het bepaalde omtrent statutenwijziging van toepassing.