Ad artikel 19. Gebleken is. dat er een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktge- bruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zeive. Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zgn. "stille kramers". Zij verhogen de levendigheid en aantrekkeiijkheid van de warenmarkten in belangrijke mate en vormen daardoor een onmisbaar element in het geheel van het markt- gebeuren. Teneinde verstarring - waardoor aan deze bijzondere functie afbreuk zou worden gedaan - tegen te gaan en tevens om te voorkomen, dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een "stille kramer" zou worden, wordt het in het alge- meen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen, welk standpunt door de officiele landelijke organisatie van standwerkers steeds met klem naar vo- ren wordt gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het ge- hele land uitstrekt, is het voorts wel dringend gewenst, dat de regels ter zake van de toewij zing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zoveel mogelijk gelijkluidend zijn. Op aandrang van de afdeling standwerkers van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel is tevens een definitie van het begrip standwerker in dit artikel opgenomen. Voor degenen, die ofwel over een voorlopig standwerkersbewijs beschikken, of van wie on- duidelijk is in hoeverre zij werkeiijk standwerken, is in lid 4, sub b.t een regeling getroffen op grond waarvan ook zij, te zamen met de reeds geregistreerde standwerkers, tot de markt kunnen worden toegelaten, zulks om hun de kans te geven te bewijzen, dat zij het vak van standwerker uitoefenen. Door alle in het C.O.M. vertegenwoordigde groeperingen werd het bovendien van belang geacht de mogelijkheid van een eerste en een tweede loting in de verordening op te nemen. Aangezien echter op kleine markten nauwelijks sprake is van een loting, laat staan van een tweede loting. is gekozen voor een constructie waarbij voorrang wordt verleend aan dege nen die bewezen hebben het standwerken te beheersen en uit te oefenen, terwiji hiermee de mogelijkheid voor een tweede loting toch niet is uitgesioten. Ten aanzien van het aantal per markt voor standwerkers aan te wijzen plaatsen ware aJs re- gel te stellen, dat er per 20 tot 25 plaatsen voor zgn. "stille kramers", een standwerkersplaats behoort te zijn. Uiteraard dient van tijd tot tijd voor elke markt afzonderlijk te worden bezien of deze "vuistregel" nog wel geldend is te achten. Alhoewel in principe een scherpe schei- ding tussen de voor de zgn. "stille kramers" en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden - niet van overwegend be- zwaar zijn opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nim- mer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers ware alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn. Belangrijk is voorts de mogelijkheid om als koppei of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden, dat een duo als een loteling wordt aangemerkt en dat de partners tevoren moeten opgeven met welk artikel zal worden gewerkt. Op de markten waarvoor een branche-indeling is vastgesteld, zou door het onbeperkt toelaten van standwerkers het voor die markten geldende branchepatroon kunnen worden verstoord. An- derzijds zou het niet toelaten van standwerkers met artikelen, waarvoor de brancheregeling geidt, te hunnen aanzien tot onbillijkheden leiden. Lid 6 geeft daarom een mogelijkheid voor een beperkte toewijzing van standwerkersplaatsen op dergelijke markten. Teneinde een standewerker die zich niet als zodanig manifesteert te kunnen verwijderen, is in artikel 39 een sanctie opgenomen. Ad artikel 20, 21, 22 en 23. In artikel 20 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn stand- piaats aanwezig te zijn. De uitzondenngen op dit begmsel zijn geregeid in artikel 21 (verhin- 16

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1989 | | pagina 35