Ad artikel 32. Bij herhaling is gebleken dat de kopers op een markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. Zulks moet ook voor iedere bonafide marktkoopman of koopvrouw van beiang worden geacht. Het vormen van een vaste kiantenkring kan hier- door tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, ongewenst geacht. Ad artikel 33, 34 en 35. Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen dat het aanzien van de markt wordt ge- schaad door praktijken van kooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygienische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weeg- werktuigen gebruiken. Weliswaar zuilen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worden ge- constateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de sancties die in de artikelen 39 en 40 zijn gesteld op het niet nakomen van deze voorschriften. Teneinde strijd met (hogere) wetgeving te voorkomen, waardoor gevaar van onverbindendverklaring van de artikelen 33, 34 en 35 door rechterlijke instanties dreigt, is in elk dezer artikelen verwezen naar de betreffende wetten. Ad artikel 36. Het tijdens de markt op het marktterrein rijden met wagens, karren, auto's e.d. is uiterst hin- derlijk, zowel voor het publiek als voor de kooplieden, wier bedrijf "in voile gang is. In sa- menhang met artikel 26 zal de hierdoor ontstane overlast tot een minimum worden beperkt. Ad artikel 37. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplie- den aan wie door het bevoegd gezag vergunning daartoe is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan wor den gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen e.d. voorzien. Ad artikel 38. Voor de handhaving van de orde op de markten is het noodzakelijk dat iedere vorm van pro paganda tijdens de duur van de markt wordt verboden. Indien men dit soort activiteiten toe- laat, kan dit immers leiden tot opeenhopingen van mensen en daarmee tot wanordelijkhe- den. Mocht de gemeente in haar A.P.V. (Algemene Plaatseiijke Verordening) beschikken over een bepaling waarin een soortgelijk verbod is opgenomen voor door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of gedeelten van wegen, dan wordt afgeraden dit artikel in de marktverordening op te nemen. In dat geval dienen burgemeester en wethouders op grand van het betreffende A.P.V.-artikel het marktterrein aan te wijzen als plaats (weg of weggedeelte) waar het verboden is met gedrukte stukken te venten, deze te verspreiden of propaganda te voeren. De V.N.G. is de mening toegedaan dat artikel 38 van deze verordening dient te worden ge- schrapt in verband met strijd met artikel 7 van de Grondwet. Het C.O.M. is het met deze zienswijze niet eens. Weliswaar zou men hier kunnen spreken van een algemeen verbod, bezien in het kader van deze verordening, maar aangezien het voor de markt bestemde gedeelte van de gemeente nooit het gehele grondgebied van de gemeente kan omvatten, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat de raad wel verordenende bevoegdheid heeft ten aanzien van het gehele grondgebied. moet men hier ons inziens toch spreken van een beperkt verbod (al- leen voor het marktterrein en uitsluitend gedurende de tijd dat de markt gehouden wordt). hetgeen wel degelijk door de raad in deze vorm kan worden uitgevaardigd. Het verschil van inzicht tussen V.N.G. en C.O.M. is dan ook louter van formeel-juridische aard, waarbij het C.O.M. bij hantering van de marktverordening uitgaat van het gehele stelsel van door de raad vastgestelde verordeningen, terwijl de V.N.G. deze verordening als een "lex sui generis" (geheel op zichzelf staande wet) ziet. hetgeen naar het oordeel van het C.O.M. een on|uiste mterpretatie is. 18

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1989 | | pagina 36