ArtifrP1 7 l Ttot deze reaelina kunnen toetreden: a. andere gesneentan in de provincies Drenthe, Friesland en Grorungen dan die welke deze regeling hebben getroffen; b. andere provincies in het Noorden van het land dan die welke deze regeling hefcben getroffen; candere waterschappen in het Noorden van het land dan die welke deze regeling hebben getroffen d. andere openbare lichamen, openbare rechtspersonen en niet-openbare lichamen en rechtspersonen dan die welke van meet aan reeds deelnemen aan deze regeling, mits zij zich de verzorging van het bestuursdienstonderwijs (made) ten doel stellen of daarbij een aanwijsbaar belang hebben en zij rechtens bevoegd zijn tot deelneming aan deze regeling. 2. Toetreding geschiedt bij een besluit van het bevoegde orgaan/de bevoegde organen van de toetredende installing. Een besluit tot toetreding van een lichaam of een rechtspersoon bedoeld onder d van het eerste lid kan echter niet worden gencroen dan nadat het Algemeen Bestuur schriftelijk heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen deze toetreding. 3. Toetreding gaat onmiddellijk in na het onherroepeli jk worden daarvan (derhalve na verkregen goedkeuring) en de inschri jving ex artikel 26 van de wet, tenzij het besluit tot toetreding een latere ingangsdatum noerat. 4. Het Algemeen Bestuur regelt zo nodig de gevolgen van een toetreding als in dit artikel bedoeld. X. Het bevoegde orgaan van een deelnemer kan besluiten deze deelnemer uit de regeling te laten treden. Dit besluit dient schriftelijk te worden gencraen. 2. Een besluit tot uittreding kan niet ten uitvoer worden gelegd: a. gedurende vijf voile academiejaren die aansluiten aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, en vervolgens: i b. dan nadat sedert het onherroepeli jk worden van dat besluit tenminste een vol academiejaar is verstreken. 3. Het bevoegde orgaan van een deelnemer draagt zorg ervoor dat ogenblikkeli jk bij aangetekende brief aan het Algemeen Bestuur wordt kenms gegeven van; a. een voomemen tot (uitlokking van) een besluit tot uittreding als bedoeld in het eerste lid; b. een besluit tot uittreding als bedoeld in het eerste lid; c. het onherroepeli jk worden van het onder b bedoelde besluit. 4. Bij uittreding stelt het Algemeen Bestuur de verplichtingen van de uittredende deelnemer vast. Daarbij geldt als richtsnoer dat de uittredende Hppinpmpr aan het openbaar lichaam gedurende drie jaren te rekenen van de datum van uittreding (de realisering daarvan) af een bijdrage is verschuldigd, welke voor het eerste jaar 80 voor het tweede jaar 50 en voor het derde jaar 20 van de laatstelijk door deze deelnemer verschuldigde vol jaarsbi jdrage kan helopen. Het Algemeen Bestuur regelt voorts zonodig de overige gevolgen van een uittreding als bedoeld in het eerste lid. 5 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1989 | | pagina 29