tussentiids ontslacr
1. Een lid van het Algemeen Bestuur kan te alien tijde zijn ontslag nemen. Het
zendt dit in bij het orgaan dat het heeft benoemd. Het deelt dit ontslag
tevens mede aan de voorzitter.
2. Het bevoegd orgaan van een deelnemer kan een door hem benoemd lid van het
Algemeen Bestuur ontslaan indien dit lid zijn vertrouwen niet meer bezit. Het
neentt daarbij de volgende bepalingen in adit.
3. Een besluit tot ontslagverlening genoemd in het voorgaande lid kan niet
opt-hot- worden gencmen dan nadat het bevoegde orgaan in een tenminste veertien
dagen vbardien gehouden vergadering heeft uitgesproken dat en op welke grond
het desbetreffende lid zijn vertrouwen niet meer bezit.
i
4. Een ontslag bedoeld in het tweede lid gaat onmiddellijk in met het nemen van
het daartoe strekkende besluit.
5. Het ontslagverlenende orgaan draagt zorg ervoor dat zijn desbetreffend
besluit terstond ter kennis wordt gebracht van de belanghefcbende(n) en de
voorzitter.
6. Dit artikel is van overeenkcmstige toepassing ten aanzien van een
plaatsvervangend lid.
kennisaevina verlies
lidmaatschap
Artikel 3Q
1. Een lid van het Algemeen Bestuur wiens lidmaatschap op grond van artikel 13,
tweede lid, van de wet is geeindigd geeft van dit verlies onmiddellijk kennis
aan het orgaan dat het heeft benoemd en aan de voorzitter.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde kennisgeving niet tijdig is ontvangen
dient het orgaan, dat het lid heeft benoemd, bij schriftelijk besluit vast te
stellen dat en cm welke reden bedoeld lidmaatschap van rechtswege is
geeindigd. Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de belanghebbende
en de voorzitter.
3. De voorziening in de vacature, ontstaan door het van rechtswege verliezen van
het 1 ir^naa-t*gf^hapf geschiedt niet eerder dan na de ontvangst van de in het
eerste lid bedoelde kennisgeving, cmderscheidenlijk de dagtekening van het in
het tweede lid genoemde besluit.
4. Dit artikel is van toepassing ten aanzien van een plaatsvervangend lid.
voorziening in
nw«gnH irtse vacatures
1. Indien in de loop van een zittingsperiode cm welke reden oak een zetel in het
Algemeen Bestuur vacant kcmt voorziet het bevoegde orgaan van de deelnemer
aan wie deze zetel toekcmt tan spoedigste in deze vacature door de benoeming,
overeenkomstig artikel 15 van een lid.
2. Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkcmstige toepassing tan aanzien
van een opengevallen plaats van een plaatsvervangend lid.
3. Van elke bemoaning, overeenkcmstig dit artikel gedaan, geeft het benoemand
orgaan kennis aan de voorzitter.
10