flflpgrpn varantwoord i m r
aevolaen ju+A*bL 45
1. Behoudens ingeval het tweede lid toepassing vmdt, legt het Dagelijks Bestuur
of leggen een of meer leden daarvan, danwel legt de voorzitter de verlangde
verantwoording mondeling af in de vergadering, waarin de in het artikel 44
bedoelde interpellate wordt gehouden.
2. De tot verantwoording geroepene kan het Algemeen Bestuur gemotiveerd voor-
stellen de verantwoording, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk schriftelijk,
danwel in een volgende vergadering of in een met gesloten deuren te hcuden
vergadering (artikel 22, vierde en vijfde lid van de wet) van het Algemeen
Bogtmrr af te leggen. Het Algemeen Bestuur beslist terstond cmtrent it
voorstel.
3. Het Algemeen Bestuur brengt zijn oordeel amtrerrt en/of naar aanleiding van
een afgelegde verantwoording zo mogelijk in de vergadering waarin deze heeft
plaatsgevonden in een schriftelijke motie tot uitdrukking.
4. Indien en voor zover een motie bedoeld in het vorige lid de verklaring
•inhoudt dat het Dagelijks Bestuur of een of meer leden daarvan danwel de
voorzitter het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit(ten)
geldt deze verklaring ten aanzien van het lid of de leden datc.q. die het aangaat
cnderscheidenlijk de voorzitter als een, bedoeld in artikel 26, tweede lid.
ilWT^k deelnemers
Artikel 46
1. Naast de verplichtingen tot inspraakverlening op grond van de wet en andere
artikelen van deze regeling hefcben het Algemeen Bestuur en het Dagelijks
Bestuur, ieder voor zoveel zij terzake bevoegd zijn, de plicht cm voordat zij
besluiten nemen betreffende de rekening en verantwoording over een boekjaar,
de raden van de deelnemende gemeenten, de Staten van de deelnemende
provincies, de algemene besturen van de deelnemende waterschappen en de
bevoegde organen van andere deelnemers in de gelegenheid te stellen cmtrent
de voomemens terzake van hun gevoelens te laten blijken. Te dien einde
brengt het Dagelijks Bestuur orrtwerp-besluiten of op andere wijze gefornu-
leerde voomemens voorzien van een toelichting betreffende de bovengenoemde
zaak ter kennis van de genoemde organen. Daarbij geeft het Dagelijks Bestuur
aan die organen een termijn van tenrainste zes weken, te rekenen van de
dagtek^ung van de toezaxiing afvoor het inbrengen van een schriftelijke
reactie op de gepreserrteerde voomemens.
2. }fet bevoegd gezag van het openbaar lichaam betrekt de overeenkcmstig het
eerste lid ontvangai reacties bij zijn besluitvorming.
3. Het Algemeen Bestuur kan bepalen dat dit artikel eveneens toepassing vindt
ten aanzien van een andere dan de in het eerste lid bedoelde aangelegenheid.
Het wijst daarbij deze aangelegenheid aan.
informatie aan
deelnemers
1. Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter verstrekken,
ieder binnen de kring van zijn bevoegdheden, aan de Staten van een
deelnemende provincie, aan de raad van een deelnemende gemeente, aan het
algemeen bestuur van een deelnemend waterschap en aan het bevoegde
19