De overige bestuursfuncties warden in pararxraaf 5 alleen aangeduid. Artikel 30
draagt aan het Dagelijks Bestuur op uit zijn midden een plaatsvervangend
voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris, alsmede een
penningmeester en een plaatsvervangend penningmeester te benoemen. Deze
bestuursfuncticnarissen moeten er zijn.
Terzijde wordt opgemerkt dat scmmige bestuursacademies in plaats van een
bestuurlijk secretaris lid-secretariseen ambtelijk secretaris kermen. Veelal
wardt dan het secretariaat opgedragen aan de directeur, die trouwens toch met
zijn staf gemeenlijk het leeuwedeel van het bestuurssecretariaat feitelijk voor
zijn rekening neemt. Tot dusverre is deze figuur in de kringen van de
Noordelijke bestuursscholen niet gebruikelijk geweest, reden waarcrn deze niet in
de regeling is neergelegd. De bevoegdheden van de bestuursfunctionarissen zijn
vermeld in paragraaf 7.
In aansluiting aan de toepasselijke wetsbepalingen wijdt pm-am-aaf 6 vijf
artikelen aan de vergaderingen en de werkwijzen van het Algemeen en het
Dageli jks Bestuur (artt. 31 tot en met 35). De inhoud daarvan kcmt ander
aanpassing van de reele situatie overeen met hetgeen op dit stuk in het openbaar
^bestuur geldend recht en overigens gebruikelijk is. Op artikel 31, derde lid is
"reeds gewezen in de toelichting tot artikel 23 (biz. 31). De artikelen behoeven
overigens geen toelichting.
Paj.jui.caaf 7 regelt de bevoegdheden van en de verdeling daarvan over de
bestuursorganen van het openbaar lichaam. Het doet dit in aansluiting aan de in
artikel 10 belichaamde overdracht van taak, middelen en bevoegdheden.
Artikel 36 operrt de rij met een algemene formule, die voor zichzelf spreekt.
Artikel 37 sluit daaraan aan met eveneens een algemene formule, maar nu een van
conpetentieverdelingAan het Algemeen Bestuur, krachtens artikel 12, tweede
lid, W2R, het hoofd van het openbaar lichaam, kcmen alle bevoegdheden van
regeling en bestuur toe, die in artikel 10 zijn genoemd en bedoeld. De
bevoegdheden van het Dageli jks Bestuur, de voorzitter en andere organen zijn
afgeleide bevoegdheden, d.w.z. afgeleid van de wet, van de gemeenschappelijke
regeling en/of van het Algemeen Bestuur. Dit stelt het in artikel 37
geformuleerde voorbehoud met de waorden: "voor zover deze niet bij of krachtens
de wet of deze regeling zijn toegekend aan anderen". "Krachtens deze regeling"
ziet op delegatie van bevoegdheden door het Algemeen Bestuur aan met name het
Dageli jks Bestuur en comnissies. Artikel 38 bevat de mogelijkheid tot delegatie
£ran bevoegdheden aan het Dageli jks Bestuur. Het artikel is ruim gesteld, gelijk
aan de in artikel 25 WGR voorziene delegatie aan ccnmissiesmet dien verstande
dat ooncreet warden genoemd de bevoegdheden die niet kunnen warden gedelegeerd.
Deze zijn: het vaststellen en wijzigen van de begroting, het vaststellen van de
rekening, de regeling van de heffing van rechten, het wijzigen van de
gemeenschappelijke regeling, het vaststellen van een liquidatieregeling ingeval
van opheffing, het bepalen van vestigingsplaatsen van de bestuursacademie, de
vaststelling van toelatings- en andere algemene voorwaarden, vaststelling en
wijziging van het globale activiteitenprogramma, het regelen van de (hoofdlijnen
van de) rechtspositie van personeelsledenen de regeling van de
deelnemersbi jdragenDeze voor het algemen beleid van groot belang zijnde zaken
behoren in elk geval ter directe beslissing van het Algemeen Bestuur te blijven.
Dit sluit uitvoerings-bevoegdheden van het Dageli jks Bestuur vanzelfsprekend
niet uit.
Het dageli jks bestuur en beheer van het openbaar lichaam, de bestuursacademie
incluis, behoort, natuurli jkerwi jsaan het Dageli jks Bestuur. Artikel 39 brengt
dit tot uitdrukking. cm twijfel daarover bij vocrbaat uit te sluiten bepaalt het
tweede lid van dit artikel voorts welke bevoegdheden in elk geval tot het
dageli jks bestuur en beheer moeten warden gerekend. Het sluit daa-rmc** goeddeels
34