De artikelen 55 tot en met 58 houden deze algemene regels in. Hun inhoud is
ontleend aan de bepalingen die de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkings-
verfaand Noordelijke Bestuursscholen op deze purnten bevat. Nadere toelichtig
lijlct dan ook overbodig. Zie voor de waarbarging van de positie van de bij de
inwerkingtreding van deze regeling over te nonen personeelsleden van de
hocrti-nrrsfyhol en in het Noorden artikel 66 en de toelichting daartoe.
8. Hoofdstuk vm. Financier!
Bij de beschouwing van dit hoofdstuk en zijn artikelen moet warden bedacfat dat
de WGR reeds een aantal zaken heeft geregeld. De artikelen 58 en 59 van deze wet
bepalen naraelijk, dat:
- de begroting wordt vastgesteld uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar
waarvoor deze geldt;
- de rekening voorlopig wordt vastgesteld uiterlijk 1 juli van het jaar dat
volgt op het jaar waarop deze betrekking heeft;
- zes weken voorafgaande aan de aanbieding aan het Algemeen Bestuur van het
ontwerp-begroting dit een inspraakronde moet afleggen bij de bevoegde organen
van de deelnemers (i.e. de geroeernteraden, de Provinciale Staten en de
algemene besturen van de waterschapsbonden en andere deelnemers) deze
inspraakronde cravat ook het recht van de deelnemers tot het inbrengen van
bezwaren en de plicht voor het Algemeen Bestuur cm de ingebrachte react!es in
zijn overwegingen te betrekken. Hetzelfde geldt voor begrotingswijzigingen,
uitgezenderd in de gevallen die de regeling noernt (zie art. 62, vijfde lid
van het ontwerp)
Bovengenoemde enderwerpen vinden dan ook geen regeling in de gemeenschappelijke
regeling. Daarerrtegen zijn wel nader geregeld:
de aanduiding van de baten, de lasten en de firancieringsmogelijkheden
(art. 59);
de heffing en de invordering van les- en cursusgelden; deze kunnen hetzij op
publiekrechtelijke, hetzij op privaatrechtelijke leest - ter keuze van het
Algemeen Bestuur - worden geschoeid (art. 60);
de deelnemersbijdragen (art. 61);
het financieel beheer (art. 62);
de financieel-econcmische deskundigen-controle (art. 63);
de toezending van niet aan goedkeuring anderworpen verordeningen (art. 64).
Cratrent h«^»i nemersbiidraaen geeft artikel 61 enkele hoofdlijnen aan, in het
bijzonder voor de berekening daarvan. Als vaststaand moet warden aangencmsi dat
de waterschapsbonden gedurende vijf jarai te rekenen van hun deelnesning aan het
Samenwerkingsverband af f 7.000,00 per academiejaar per bend, dus te samen f
21.000,00 per jaar, bijdragen. Daarvan uitgaande stelt artikel 61 vervolgais een
fonrule voor de lastaiverdeling vase aan de hand waarvan het aandeel dat
geraeenten en provincies zullen dragon in de dan nog resterende netrto—lasten
exact kan worden bepaald (van jaar tot jaar)Deze forrauLe is gebaseerd op
hetgeen, lettende op de huidige cxiderlinge verhouding tussen de gemeentelijke on
de provinciale bijdragen, de cravang en het gewidnt van de wederzi^dse belangen
en de cravang van elks draagvlak, als een redelijk on rechtvaardig aandeel mag
worden gezien.
37