Voor de financiering van het voornoemde beleid worden van Rijkswege
R.O.A.-gelden beschikbaar gesteld. Dit beleid zal in principe geen
beroep op gemeentelijke financiSle middelen doen.
De thans opgestarte strukcuur zal de komende tijd de nodige aandacht
behoeven.
Van de emancipatie-aktiviteiten kan worden gesteld dat deze aktiviteiten
de laatste jaren een fluktuerend beeld te zien hebben gegeven. Zoals
reeds werd gesteld waren de beschikbare financiSle middelen het ene jaar
ontoereikend, terwijl in een volgend jaar een groot gedeelte van het
beschikbare budget onaangeroerd bleef. Van een evenwichtig emancipatie-
aktiviteitenbeleid is derhalve geen sprake. Het huidige beleid is
hiervoor teveel een ad-hoc beleid.
Verwacht mag worden dat hierin op korte termijn geen verandering zal
optreden. Met het verdwijnen van de werkgroep emancipatie-aktiviteiten
"De Wissel" is ook een gedeelte van de emancipatie-aktiviteiten verdwe-
nen. Dit, ondanks de konstatering dat de Stichting S.K.W.L. probeert
deze leemte op te vullen. De subsidie-aanvraag 1989 van de Stichting
S.K.W.L. wijst althans in deze richting. De toekomst zal moeten leren of
de Stichting hierin slaagt.
In de eerste jaren zal er nog een afzonderlijk budget voor specifieke
emancipatie-aktiviteiten worden aangehouden maar op iets langere termijn
zullen ook deze aktiviteiten aan een heroverweging moeten worden
onderworpen.
Op, niet al te lange, termijn lijkt het gemeentelijk emancipatiebeleid
meer en meer de kant van een facetbeleid uit te gaan. Hoewel er in 1986
reeds een eerste globale aanzet tot een facetbeleid werd gegeven is
hieraan tot op dit moment nog geen verdere c.q. konkrete invulling
gegeven.
Bij de verdere overvegingen over (de konkretisering van) een facetbeleid
zullen ook de huidige emancipatie-aktiviteiten moeten worden betrokken.
Naar verwachting ral hierover op korte termijn een beleidsnotitie
tegemoet kuimen worden gezien.
Voor de sociaal-kulturele aktiviteiten, en dan met name de aktiviteiten
buiten de Stichting S.K.W.L., kan in de jaren '90 in grote lijnen worden
aangesloten bij het huidige beleid. Dit beleid voorziet in een
subsidiSring van de meest noodzakelijke kosten van het sociaal-kulturele
werk, althans voorzover er sprake is van een tekort. Met relatief weinig
financiHle middelen wordt hiermee een basis aan de vanuit het
partikulier initiatief georganiseerd sociaal-kulturele aktiviteiten
gegeven. Met uitzondering van de muziekverenigingen gaat het bij
voornoemde subsidiSring om bedragen die variBren van f 100,tot f
750,-— per jaar. Vooralsnog lijkt er dan ook geen reden om de grondsla—
gen voor deze subsidieregeling drastisch te wijzigen. De huidige subsi
diSring kan als een soort instandhoudingssubsidie worden omschreven.
Hoewel het sociaal-kultureel werk, zoals hiervoor wordt gesteld, een
duidelijke plaats inneemt zal ook zij bij verdere bezuinigingen binnen
het welzijnsbudget niet aan een kritische beschouwing kunnen ontkomen.
14