- 7 -
2. Een groep die bestaat uit kinderen van alle in het eerste lid
genoemde leeftijdscategorieen, omvat niet meer dan 12 kinderen.
Van dit aantal mogen er ten hoogste 3 jonger zijn dan 1 jaar.
3. Voor een groep die bestaat uit de in het eerste lid onder b. t/m e.
genoemde leeftijdscategorieen geldt het gemiddelde aantal kinderen.
4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde aantallen kinderen
worden twee maal per jaar op door burgemeester en wethouders vast
te stellen peildata vastgesteld.
artikel 20
Verblijfsruimte kindercentra.
1. Elke groep heeft een afzonderlijke vaste verblijfsruimte
2. Voor elk kind moet per verblijfsruimte minimaal 3 m2 netto speel-
werkoppervlak beschikbaar zijn, bepaald overeenkomstig NEN 2630.
3. Het kindercentrum dient te beschikken over een voldoende beveiligde
buitenspeelruimtewaarvan de oppervlakte minimaal 4 m2 per spelend
kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2630.
paragraaf 2
Specifieke regels per voorziening.
artikel 21
Specifieke regels kinderdagverblijven.
1. Een groep kinderen in de leeftijd van 0 tot 1| jaar heeft, naast een
vaste verblijfsruimte een aparte slaapruimte.
2. Kinderen die ouder zijn dan lji jaar moeten kunnen slapen in een
rustige, afgescheiden ruimte.
3. Het aantal in artikel 19 bedoelde kinderen in een groep staat onder
leiding van tenminste twee functionarissen.
4. De verblijfsduur van een kind bedraagt ten hoogste 12 uur per dag.
artikel 22
Specifieke regels peuterspeelzalen.
1. Het aantal in artikel 19 bedoelde kinderen in een groep staat onder
leiding van tenminste een functionaris en een begeleider.
2. De verblijfsduur van een kind bedraagt ten hoogste 4 uur per dag.
artikel 23
Specifieke regels buitenschoolse kinderverblijven.
1. Het aantal in artikel 19 bedoelde kinderen in een groep staat onder
leiding van tenminste een functionaris en een begeleider.
2. De verblijfsduur van een kind bedraagt ten hoogste 12 uur per dag.
paragraaf 3
Overige regels
artikel 24
Voorkoming verspreiding infectieziekten.
1. Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding
is belast, verboden:
a. enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbin-
ding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven,
wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het
gevaar van overbrenging van een infectieziektezoals genoemd in
de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken,
aanwezig is.