LEEUWARDERADEEL GEMEENTE Agendapunt8 Voorstelnummer91/83 Stiens, 18 juni 1991 Onderwerp Tussentijdse rapportage (juninotitie) Aan de gemeenteraad Bijgaand treft u aan de u meerdere malen toegezegde tussentijdse rapportage (juninotitie). De notitie is onderverdeeld in een vijftal hoofdstukken waarvan u hieronder in het kort de inhoud, alsmede enkele voorstellen ter dekking van de komende tekorten, aantreft. In het eerste hoofdstuk wordt u voorgesteld, naast een uitbreiding van het aantal financiele stukken, de begrotingscyclus zodanig aan te passen opdat een kwaliteitsverbetering in de informatieverstrekking en de besluitvorming kan worden bereikt. Een onderdeel van die kwaliteits verbetering is de onderhavige rapportage. De aktualisering van de begroting 1991 is opgenomen in het tweede hoofdstuk. Na verwerking van de thans bekende gegevens resteert een "budgettaire" ruimte van f 142.206,--. Indien de door het Rijk aan- gekondigde bezuinigingen geen schaduw vooruit zouden werpen, zou een dergelijke uitkomst een verheugende konstatering geweest zijn. Nu is dit echter niet het geval. Wij stellen u daarom voor het gehele bedrag op de post onvoorziene uitgaven voor eenmalige doeleinden te ramen en hierbij te bepalen dat deze post, naast de normale eenmalige zaken, alleen gebruikt mag worden door zaken, die anders een strukturele doorwerking naar latere jaren zouden hebben, hieruit in een keer af te dekken. Met andere woorden, wij willen investeringen welke nog in de loop van dit jaar komen niet meer aktiveren, maar in een keer helemaal ten laste van deze post brengen. In het derde hoofdstuk treft u de bijstelling van de meerjarenramingen aan. Als bekend is het optreden van het Rijk hierbij een van de grote dissonanten. Bij de aanbieding van de begroting voor dit jaar schreven wij u m.b.t. het toen nog vast te stellen bestuursakkoord tussen het Rijk en de gemeenten o.a. dat het Rijk met steeds minder ruimte genoegen neemt om tegenvallers als in de tachtiger jaren ongebreideld af te wentelen op de financien van de gemeenten en de provincies, en dat aan de eigen positie die de gemeenten en de provincies in ons staatsbestel innemen derhalve in financieel opzicht steeds meer recht werd gedaan. Deze konklusie werd als bekend dit voorjaar ruw verstoord. Door de forse onverwachte macro-economische tegenvallers, en met name door het meenemen van tegenvallers welke overeenkomstig het in het bestuursakkoord neergelegde evenredigheidsprincipe niet meegenomen hadden mogen worden in de te berekenen bijdragen van de lagere over- heden, dacht het Rijk aanvankelijk de gemeenten en de provincies

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1991 | | pagina 17