- 16 - v^=gemeentilij;ke=b|lastxngen De gemeentelijke belastingen staan de laatste jaren volop in de schijn- werpers. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te wijzen: a. de wijziging van de gemeentewet om de zgn. limieten voor de O.G.B. te laten verdwijnen; b. de verhoging van het OLAF en andere gemeentelijke maatregelen die nodig zijn in het kader van het milieubeleid; c. invordering van de O.G.B. door gemeenten op 1 januari 1992; d. beperkte mogelijkheden tot het voeren van een kwijtscheldingsbeleid. Ad. A. LIMIETEN ONROEREND-GOEDBELASTINGEN Met ingang van 1 januari 1990 is de koppeling van de opbrengst O.G.B. met de algemene uitkering komen te vervallen. Aan de O.G.B. is dan niet langer een limiet gebonden en de gemeenten zijn volkomen vrij in de vaststelling van de hoogte van de tarieven. Wei geldt er een nieuwe re- latieve limiet nl. de eigenaarsheffing mag niet meer bedragen dan 125% van het tarief van de gebruikersheffing. Juridisch bestaan er derhalve geen belemmeringen meer om bepaalde gemeentelijke belastingen in de onroerend-goedbelasting te integreren. Rioolrechten In de begrotingsvergadering van het afgelopen jaar is er een vraag ge- steld omtrent de integratie van rioolrechten in de onroerend-goedbe lasting. Rioolrecht is een retributie d.w.z. dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte overheidsdienst en het gebruik dat een individu ervan maakt. Het recht wordt geheven van de hoofdbewoner/gebruiker die (in)direkt is aangesloten op het riool. Integratie van dit recht in de O.G.B. kan als volgt worden onderbouwd: a. de gemeentelijke riolering kan worden gezien als een kollektieve ba- sisvoorziening, waarvan door een zeer hoog percentage van de inwo- ners wordt geprofiteerd; b. de rioleringen zijn min of meer te beschouwen als een infrastruktu- rele voorzieningen waardoor het goed te verdedigen valt de daarmee verband houdende kosten te verdiskonteren in een algemene gemeente lijke belasting als de onroerend-goedbelasting; c. de kosten van het gemeentelijke rioolstelsel betreffen in hoofdzaak de aanleg en in mindere mate het onderhoud van de riolering, het gaat daarbij dus om een vaste voorziening waarbij de mate van gebruik feitelijk niet in het geding is. Het gevolg van integratie voor deze belasting is, dat er een lastenver- zwaring plaatsvindt van gebruiker naar eigenaar en van de goedkopere naar de duurdere woningen. Dit is uiteraard alleen van toepassing wan- neer er een scheiding bestaat tussen de eigenaar en de gebruiker van het onroerendgoed (verhuurders)Een grote verhuurder is de woning- stichting B.W.L. Hierbij kan echter worden opgemerkt dat bij de vaststel ling van de rijksbijdragen en de huren van de woningwetwoningen rekening wordt gehouden met een genormeerd bedrag voor belastingen en verzekerin- gen. Aangezien veel gemeenten het rioolrecht geheel/gedeeltelijk aan ei- genaren berekenen, mag worden aangenomen dat er voldoende kompensatie aan de woningbouwverenigingen wordt geboden. - 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1991 | | pagina 37