- 6 -
pensioen, indien de kalendertijd, waarin de voor de berekening
van zijn pensioen meetellende diensttijd is gelegen, geheel of
gedeeltelijk samenvalt met de kalendertijd, die in aaranerking is
genomen bij de berekening van enig pensioen waarop zijn echtge-
noot recht heeft, mits op laatstbedoeld pensioen een vermindering
is toegepast uit hoofde van recht op ouderdomspensioen ingevolge
de Algemene Ouderdomswet.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgenoot
aangemerkt degene die voor de toepassing van de Algemene Ouder
domswet als echtgenoot van de gepensioneerde wethouder wordt
aangemerkt.
3. De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt voor elk voor de
berekening van het pensioen meetellende jaar binnen de samenlo-
pende kalendertijd 0,525 percent van de franchise bedoeld in
artikel 16a, vijfde lid, onder a.
4. De toeslag wordt slechts toegekend op schriftelijk verzoek en
gaat in op de dag waarop de in het eerste lid bedoelde omstandig-
heid is opgetreden, met dien verstande dat de toeslag niet
vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand
waarin het verzoek is ingediend.
5. Voor de toepassing van artikel 157 van de Algemene pensioenwet
politieke ambtsdragers en van hoofdstuk III van deze verordening
wordt de toeslag ingevolge dit artikel niet onder pensioen begre-
pen.
H. Onder het opschrift "Verstrekken van inlichtingen" wordt na artikel
16c een nieuw artikel 16d ingevoegd, luidende
1. Indien in het bedrag van het ouderdomspensioen, waaronder medebe-
grepen een eventuele toeslag en de vakantie-uitkering, ingevolge
de Algemene Ouderdomswet een wijziging wordt aangebracht op grond
van persoonlijke omstandigheden, is degene aan wie een pensioen
krachtens dit hoofdstuk is toegekend, gehouden daarvan onverwijld
kennis te geven aan burgemeester en wethouders.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde wijziging leidt tot verho-
ging van het pensioen krachtens dit hoofdstuk, gaat die verhoging
niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag van de maand
waarin de daarbedoelde kennisgeving werd gedaan of waarin die
verhoging ambtshalve plaatsvond.
3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders het
tweede lid buiten toepassing laten.