08
III. MEERJARENPERSPECTIEF
ALGEMEEN
Uit de meerjarenramingen bij de begroting bleek, dat de ont-
wikkeling van de post onvoorzien voor uitzetting van het
budget een positieve ontwikkeling te zien gaf. Rekening hou-
dend met de in de aanhef van het vorige hoofdstuk genoemde
mutaties kunnen thans de volgende beginstanden genoteerd
worden:
1993: f. 195.500,
1994: f. 378.500,
1995: f. 588.500,
In deze opstelling is geen rekening gehouden met de benodigde
ruimte t.b.v. investeringen en nieuw beleid als opgenomen in
het meerjareninvesteringsprogrammma, daar wij eerst een aan-
tal andere ontwikkelingen met u willen doornemen.
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Ten opzichte van de bij de begroting 1992 vastgestelde meerja-
renramingen hebben zich inmiddels enige ontwikkelingen voorge-
daan die van betekenis zijn voor de uitkomsten van de begro-
tingen voor de komende jaren. De navolgende punten worden
daaromtrent naar voren gebracht:
Bearotinaswiiziainaen 1992
De in het vorige hoofdstuk genoemde begrotingswijzigingen
hebben over het algemeen een strukturele doorwerking naar
latere jaren. Voor 1992 moest rekening worden gehouden met een
budgettaire last van f. 26.217,Uit de doorrekening naar de
jaren 1993 t/m 1995 blijkt dat de doorwerking ervan er als
volgt uitziet:
1993: f. 38.722,
1994: f. 38.722,—
1995: f. 38.722,
De verhoging van de budgettaire lasten in 1993 en volgende
jaren ad f. 12.505,wordt veroorzaakt door de hogere bijdra-
ge aan de Regio Noord-Friesland ten behoeve van de milieutaken
waarvan maar een gedeelte afgedekt kan worden door inkomsten
uit doeluitkeringen.
Andere ontwikkelingen 1992
Ook de overige in het vorige hoofdstuk genoemde ontwikkelingen
hebben ieder voor zich een structurele doorwerking. Het ver-
loop van die doorwerking verschilt echter per onderdeel. Met
betrekking tot de genoemde ontwikkelingen inzake het onderwijs
en de Himmeldei en de vaste bijdragen aan de Regio Noord-
Friesland mag worden aangenomen dat deze op een ongeveer
gelijk niveau doorwerken t.o.v. de oorspronkelijke ramingen.