inhoud van de nazorg (en de voor de nazorg bestemde stimu-
leringsgelden opvang, introduktie en maatschappelijke
orientatie - f 5.000,per statushouderdoor de Stich-
ting moeten worden gemaakt. Wie doet wat? De nazorg zal
immers van statushouder tot statushouder (kunnen) verschil-
len.
De stimuleringsregeling kent wel een aantal voorwaarden
waaraan moet worden voldaan. Konkreet moet worden aange-
gevenhoe
a. de minimaal 400 uur les in de Nederlandse taal worden
ingevuld en welke instelling(en) hierbij betrokken
is/zijn;
b. de maatschappelijke orientatie vorm wordt gegeven, welke
onderwerpen hierbij aan de orde zullen komen en welke
instelling(en) hierbij betrokken is/zijn; en
c. de trajektbenadering vorm wordt gegeven.
Een tweede aspekt bij de nazorg betreft de begeleiding van
asielzoekers bij (dreigende) uitzetting. Met name dit as
pekt kan een intensieve begeleiding/ondersteuning van de
maatschappelijke en de juridische begeleiding van de Stich-
ting vragen.
De voornoemde taken worden door de Stichting konkreet uitge-
werkt in een "Draaiboek opvang asielzoekers".
De Stichting vult de voornoemde taken naar eigen inzicht in.
De Stichting is een autonome instelling. Zij bepaalt, binnen
het overeengekomen budget, zelf haar wijze van werken en ook
de wijze van honorering van haar vrijwillig(st)ers en een
eventuele professionalisering. Uitgangspunt dient echter wel
te zijn dat de vier genoemde taken voldoende aandacht en een
strukturele invulling krijgen. Wij zijn bereid de Stichting
voor de beoogde nieuwe werkkonstruktie met drie "betaalde"
koordinatoren een budgetverhoging toe te staan. Wij denken
hierbij aan een bedrag van f 10.000, Dit sluit aan bij
wensen van de Stichting zoals deze op 20 juli 1993 zijn ver-
woord. Per asielzoeker is dit afgerond een bedrag van f 35,
per maand
Voor de uitvoering van de haar opgedragen taken ontvangt de
Stichting een jaarlijks budgetsubsidie van f 175,per asiel
zoeker per maand. Dit is f 50,(f 35,f 15,hoger dan
de huidige regeling. Voor een toelichting op het bedrag ad.
f 15,verwijzen wij naar hoofdstuk 6.
Met de aanduiding van "per maand" wordt het budget van de
Stichting nader gespecificeerd.
Aan dit subsidie wordt een minimum (ondergrens) voor de vaste
kosten van de Stichting verbonden. Hoewel wellicht theoretisch
kan er een moment komen dat er weinig of geen asielzoekers
zijn en de Stichting heeft wel een aantal vaste kosten. Voor
1994 wordt dit minimum subsidie vooreerst op een bedrag van
f 10.000,vastgesteld.
Voor 1 april van het jaar volgend op het uitvoeringsjaar dient
de Stichting een door een accountant ondertekende afrekening
in te dienen. Afrekening gebeurt dan op basis van het aantal
10