4. aan een instelling voor MO-opleidingen in de zin van de Wet op de M0-
opleidingen;
5. aan een instelling waarop de Wet op het Hoger beroepsonderwijs van
toepassing is;
6. aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet
onderwij s
7. aan een instituut voor vormingswerk voor jonge volwassenen dat
gesubsidieerd wordt volgens de Rijksregeling subsidiering vormings
werk leerplichtvrije jeugd 1964;
8. aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de
Politieacademiede Rijksluchtvaartschoolalsmede het militair
wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijk Instituut van de
marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire
School en de Hogere Krijgsschoolindien de personeelskosten van de
instelling voor tenminste 51% door de overheid worden vergoed inge-
volge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in
Limburg voor zover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen
betreft
9. aan een Nederlandse school, cursusopleiding of andere instelling
voor bijzonder onderwijs, als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het
voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd
om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde
examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt
worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instel-
1ingendanwe1
aan centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong volwasse
nen;
aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet Gevangeniswezen en
in Rijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor
kinderbescherming
aan hier te lande gevestigde instellingen die opleiden voor
enig geestelijk ambt;
aan door de Nederlandse overheid gesubsidieerde muziekscholen;
10. bij een orgaan als bedoeld in de Wet op het leerlingwezen;
11. bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de
Algemene burgelijke pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op
voordracht van de minister van Onderwijs en Wetenschappen is ge-
schied, danwel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door de minister
van Onderwijs en Wetenschappen plaatsvindt, waarbij mede in aan-
merking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde
instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3
van de Algemene burgelijke pensioenwet;
12. aan de door de minister van Onderwijs en Wetenschappen of de gemeente
bekostigde schoolbegeleidingsdiensten;
13. bij door het Rijk bekostigde Nederlandse scholen in het buitenland en
bij door het Rijk erkende scholen in de huidige en voormalige over-
zeese gebiedsdelen;
14. bij een instelling als bedoeld in de Rijksregeling Basiseducatie
15. bij een instelling als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging;
alsmede de tijd gedurende welke
16. de onderwijsgevende als dienstplichtige in Nederlandse militaire
dienst was danwel vervangende dienst heeft vervuld als bedoeld in de
Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
2