Artikel 13
Indien de aanvrager de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
moet de aanvrager een verklaring van toestemming overleggen van degene(n)
die de ouderlijke macht over de aanvrager uitoefen(t)(en) of van de voogd.
Artikel 14
1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van
degene(n) die de ouderlijke macht over de minderjarige uitoe-
fen(t)(en) of van de voogd, is artikel 11 van overeenkomstige toepas-
sing.
2Indien degene die een verklaring van toestemming moet overleggen niet
in persoon verschijnt, kan de aanvraag slechts in behandeling worden
genomen indien uit de overgelegde schriftelijke verklaring van
toestemming en eventuele andere overgelegde stukken met de nodige
zekerheid kan worden afgeleid dat de verklaring van toestemming van
de betreffende persoon afkomstig is.
Artikel 15
1. Indien het college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat
de aanvrager op het formulier voor het aanvragen van de identiteits-
kaart onjuiste of onvolledige gegevens heeft vermeld, of de pasfoto's
niet aan artikel 9 derde lid voldoen, verzoekt hij de aanvrager om
binnen twee weken de door het college aangeduide gegevens te verbete-
ren of aan te vullen of pasfoto's te leveren die voldoen aan het be-
paalde in artikel 9, derde lid.
2. Leidt het in het eerste lid genoemde verzoek niet tot verbetering of
aanvulling van de gegevens of tot goede pasfoto's, dan laat het
college van burgemeester en wethouders de aanvraag buiten behande
ling.
3. Indien de verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 13 niet
wordt overgelegd laat het college van burgemeester en wethouders de
aanvraag buiten behandeling.
Artikel 16
1. Het college van burgemeester en wethouders dat een aanvraag in
ontvangst neemt ten behoeve van een persoon die in het Centraal
Persoonsregister is opgenomen, verzoekt het Hoofd van de Rijksinspec-
tie van de Bevolkingsregisters om verificatie van de daarin vermelde
persoonsgegevensTevens zendt het college van burgemeester en wet
houders een afschrift van de aanvraag naar het Hoofd van het Centraal
Inkoopbureau van de VNG om te verifieren of er reeds eerder een
identiteitskaart aan de betrokken persoon is uitgereikt.
2. Het college van burgemeester en wethouders gaat eerst tot verstrek-
king van een identiteitskaart aan de in het eerste lid bedoelde
persoon over, nadat het Hoofd van de Rijksinspectie van de Bevol
kingsregisters en het Hoofd van het Centraal Inkoopbureau van de VNG
hun bevindingen op de in het eerste lid bedoelde stukken hebben
kenbaar gemaakt
5