H
9
4 Het gemeentelijk kortingensysteem
41 Algemeen
Naast de in hoofdstuk 3 genoemde mogelijkheden om op de basisnorm
een toeslag te verlenen kan in andere situaties aanleiding worden
gevonden deze norm en/of de toeslag te verminderen. De nAbw biedt
hiervoor de volgende mogelijkheden:
- woningdeling bij gehuwden: het kunnen delen van de algemene
kosten van het bestaan met een ander, zoals bij woningdeling,
kostgangers en onderhuurdersinwonende kinderen met eigen
inkomsten
bij personen zonder woonkosten (zwervenden, krakers etc.);
- bij schoolverlaters jonger dan 27 jaar, die korter dan een half
jaar geleden hun opleiding hebben beeindigd;
bij alleenstaanden van 21 of 22 jaar als de hoogte van de
toeslag een belemmering kan vormen voor het aanvaarden van
betaalde arbeid.
Het verlagen van de uitkering vindt bij voorrang plaats op de toe
slag. Wordt er geen toeslag verstrekt, dan vindt de verlaging plaats
op de basisnorm.
4.2 Woningdeling bij gehuwden (artikel 34 nAbw)
De nAbw gaat uit van een verlaagde norm voor alleenstaanden en al-
leenstaande ouders, waarop toeslagen mogelijk zijn. Voor clienten
die bijstand ontvangen naar de norm voor een gehuwde is niets vast-
gelegd. Voor deze categorie is de uitkering vastgesteld op 100% van
het netto minimumloon. Artikel 34 nAbw biedt de mogelijkheid om voor
gehuwden, die de kosten van het bestaan met anderen kunnen delen, de
uitkering te verlagen.
"Burgemeester en wethouders kunnen voor een echtpaar de
bijstandsnorm verlagen voor zover de belanghebbenden lagere
algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin
de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of
gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander."
Voor het bepalen van de hoogte van de aftrek kan geheel worden aan-
gesloten bij de systematiek zoals die voor de berekening van de
toeslagen is gehanteerd Uitgaande van de forfaitaire variant wordt
een vast percentage in mindering gebracht bij iedereen die niet al-
leen een woning bewoont. We moeten hierbij streven naar een logisch
systeem, hetgeen inhoudt, dat het percentage van de verlaging com-
plementair moet zijn aan de korting op de maximale toeslag bij al
leenstaanden en alleenstaande ouders. De verlaging kan in dit kader
worden bepaald op 10% van het netto minimumloon.
Voorgesteld wordt om geen onderscheid te maken naar de aard van de
inwoning (inwonende kinderen, kostgangers, en dergelijke)
Ten aanzien van de voorgestelde wijze van het verlagen van de basis-
norm en/of toeslag, dient ook te worden gewezen op de bepaling in
artikel 48, lid 3 van de wet: