Deze zijn: a. de arbeid mag geen beroeps- of bedrijfsmatig karakter hebben; b. de arbeid mag geen concurrentie- of subsidievervalsing met zich meebrengen; c. de arbeid mag geen belemmering vormen voor het verwerven/aanvaarden van betaald werk; d. de arbeid mag geen belemmering opleveren voor het voldoen aan de uitkeringsvoorwaarden en verplichtingen van de nABW. Voor de beloning is aansluiting gezocht bij de bestaande maximale vergoe- ding voor vrijwilligerswerk Om niet tot een al te gedetailleerd en daardoor moeilijk uitvoerbare vergoedingsregeling te komen, wordt de vergoeding als volgt op het aantal te werken uren afgestemd; tot 10 uur per week 27,75 per kalendermaand van 10 tot 20 uur per week 55,50 per kalendermaand; meer dan 20 uur per week 83,30 per kalendermaand. Tegenover deze vergoeding dient uiteraard wel een prestatie te staan. Indien een hele kalendermaand geen vrijwilligerswerk is verricht, volgt geen vergoeding. Indien niet meer aan de betreffende criteria wordt voldaan (i.e. niet meer behoort tot de D-categorie) zou de premie feitelijk moeten worden beSin- digd. Hier is sprake van een wezenlijk andere situatie dan bij uitke- ringsgerechtigden zonder arbeidsmarktverplichtingen (art. 1 lid c sub 1 en 3) aan wie deze verplichtingen opgelegd gaan worden. De combinatie van D- categorie en traject is hier namelijk bepalend. De veronderstelde stimulerende werking komt hiermee zo veel mogelijk tot zijn recht. Art. 4 Voor het verkrijgen van de premie hoeft de uitkeringsgerechtigde geen aanvraag in te dienen. Verondersteld mag worden dat voor wat betreft de doelgroep zoals bedoeld in art. 1 lid c sub 1, 2 en 3 bij de aanvraag om een bijstandsuitkering (en in de overgangsfase tot 1 januari 1997) hier door de gemeente voldoende aandacht aan zal worden besteed. Voor wat betreft art. 1 lid c sub 4 kan de gemeente worden geacht voldoende op de hoogte te zijn van de situatie van de uitkeringsgerechtigde daar de categorie-indeling ondermeer door de gemeente wordt gedaan alsmede dat de betrokkene in begeleiding is bij de gemeente Art5 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Art6 Art.6 bepaalt dat burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde kunnen afwijken van deze verordening. Dit afwijken kan uiteraard alleen maar ten gunste van de betrokkene zijn en nimmer ten nadele. Verder is met nadruk vermeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik van de hardheidsclausule moet dan ook worden beschouwd als een uitzondering en niet als regel. 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 27