d. Woonkostentoeslagen
Over de woonkostentoeslagen wordt in de Wet en in de toelichting niet meer
gezegd dan dat naar het oordeel van het kabinet het karakter van deze
toeslag zodanig is dat de gemeentelijke beleidsverantwoordelijkheid het
beste gestalte kan krijgen in het kader van de bijzondere bijstand.
Overweging
De regelgeving van het Bijstandsbesluit landelijke normering vervalt per 1
januari 1996, evenals de Tijdelijke beschikking woonkostentoeslagen Bin
1986. Het verdient aanbeveling de (oude) regelgeving uit het Bin over te
nemen, omdat die regelgeving tamelijk evenwichtig is samengesteld. Het
grotendeels overnemen van de bijzondere regel voor korting op de woonkos-
tentoeslag bij de aanwezigheid van huisgenoten, zijnde bloedverwanten in de
eerste graad (ouder of kind) verdient eveneens aanbeveling. Overigens wordt
de inwonende bloedverwant in de tweede graad e.v. aangemerkt als medehuur-
der (gezamenlijke huur)
Deze regel kan als volgt worden geformuleerd.
Wanneer in een gezin of bij een alleenstaande meerdere inkomsten aanwezig
zijn (bijv. van kinderen van 18 jaar of ouder), dan wordt over de draag-
krachtperiode aan het inkomen van de uitkeringsgerechtigde 35% van de
totale netto-inkomens van de huisgenoten toegevoegd. Daarbij wordt per
huisgenoot een bedrag van 6.000,-- buiten beschouwing gelaten, of zoveel
minder als het inkomen van de betreffende huisgenoot bedraagt. Het inkomen
van de echtgenoot c.q. partner komt niet voor deze vrijlating in aanmer-
king.
Beleid
Als er sprake is van een huurwoning en indien op grond van voorheen genoten
inkomsten of een veranderde situatie wat betreft inwonenden:
- er geen aanspraak bestaat op huursubsidie
- er aanspraak bestaat op minder huursubsidie dan waarop op grond van de
huidige omstandigheden recht zou bestaan;
- de huur niet meer bedraagt dan de maximale huurgrens voor de toepassing
van de huursubsidie, dan kan tot de eerstvolgende peildatum een woonkos-
tentoeslag worden verleend.
De toeslag is gelijk aan het huursubsidiebedrag volgens tabel 1 IHS, ver-
minderd met de daadwerkelijk toegekende huursubsidie.
Indien geen aanspraak bestaat op huursubsidie omdat de huur-/woonkosten de
maximale huurgrens te boven gaan, dan kan gedurende 66n jaar een toeslag
worden verstrekt, gelijk aan het verschil tussen de woonlasten en "het
bedrag dat is verkregen door de maximaal subsidiabele huur te verminderen
met de op grond van tabel 1 van de Wet IHS maximaal mogelijke huursubsidie"
(=de maximaal mogelijke eigen bijdrage voor de huur van de huurwoning)
Deze toeslag kan in zeer bijzondere individuele omstandigheden met 66n jaar
worden verlengd.
Wanneer de verlaging van de huursubsidie het gevolg is van de regelgeving
binnen de Wet IHS betreffende inwoning, en de situatie is wat betreft de
inwoning niet gewijzigd, dan kan geen (aanvullende) woonkostentoeslag
worden verleend.
12