Na de taakuitbreiding van het WSW ziet de garantiestructuur in de volks- huisvesting er alsvolgt uit. De primaire zekerheid bestaat uit het vermogen van het CFV, de secundaire zekerheid betreft de zekerheidsstelling door het WSW. De tertiaire zekerheid bij borging door het WSW bestaat uit de achtervang- functie van het rijk en gemeenten (ieder 50%). Daarmee kan worden vastgesteld dat de risico's voor de gemeente te verwaar- lozen zijn. Nu vaststaat dat de bedrijfstak in staat is zelf in zijn financiering te voorzien en de risicopositie van gemeenten bij borging door het WSW door de instelling van het CFV duidelijk is verbeterd is de tijd rijp om de financiele relatie met de corporaties te herzien. Dit houdt in, dat er geen reden meer aanwezig is om medewerking te verlenen aan langlopende financie ring van investeringen of herfinaneieringen van corporaties en alleen in bijzondere gevallen van deze lijn afgeweken kan worden. Daarnaast stellen wij voor om BWL de mogelijkheid te bieden via de gemeen- telijke kasgeldleningen aan te trekken ter tijdelijke financiering van eventuele liquiditeitstekorten. Tot nu toe kan het Waarborgfonds deze faciliteit nog niet bieden al doet het fonds thans hiertoe de nodige inspanning. De tussenkomst van de gemeente om tegen redelijke condities deze kortlopende leningen aan te trekken is hierbij onmisbaar. Mede gelet op de beperkte looptijd is het risico te verwaarlozen. Niettemin zullen wij eventuele verzoeken van corporaties van geval tot geval beoordelen. Los van deze financieringsfaciliteiten zijn de financiele risico's die de gemeente loopt ten aanzien van de corporaties nooit helemaal uitgesloten. In situaties, dat een corporatie naar het oordeel van het CFV financieel moet worden gesaneerd, zal het CFV tevens kijken of de gemeente op grond van haar taak als toezichthouder medeverantwoordelijk kan worden gesteld voor de slechte vermogenspositie waarin de corporatie verkeert of dreigt te komen. Indien de gemeente medeverantwoordelijk is, zal het CFV ook een financiele bijdrage van de gemeente verlangen. Door de voorgestelde over- dracht van de gemeentegaranties met rijksdeelneming worden de risico's voor de gemeente echter gereduceerd. De kans dat de gemeente medeverantwoorde lijk is, is niet groot. Dit laatste veronderstelt wel een adequaat finan cieel toezicht van de gemeente op de corporaties. Met de B.W.L. en NCHB is over de overdracht naar het WSW diverse malen contact geweest. Gebleken is dat met name de BWL een zekere voorkeur heeft voor handhaving van de bestaande situatie, zijnde financiering met gemeen- telijke leningen. Inmiddels is komen vast te staan, dat de financiering door de gemeente niet meer in alle gevallen tot aanwijsbaar voordeel leidt. In de afgelopen jaren heeft het WSW een zodanig vertrouwen opgewekt bij de geldgeversdat de tarieven waaronder langlopende geldleningen onder borgstelling van het WSW kunnen worden verstrekt inmiddels concurrerend zijn met gemeentelijke leningen. Ook binnen de bedrijfstak zelf heerst deze overtuiging Waar de corporaties wel voor vrezen is dat het WSW bij het toetsen van de risico's van de aan te trekken leningen, een prominente rol zal willen spelen in beslissingen van beleidsmatige aard. Opgemerkt kan worden dat de corporaties meer en meer verzelfstandigen en zij bij het aantrekken van financieringsmiddelen te maken krijgen met normen die bij de beoordeling van in de markt operende ondernemingen niet ongebruikelijk zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 57