Artikel 9
Ontstaan van de belastinqschuld en heffinq naar
ti.jdsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar
of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het aanvangt, dan wel
het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is
de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van
het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in
dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk
de toename van het aantal honden, nog voile kalendermaanden
overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ein-
digt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar
vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in
dat jaar, na het einde van de belastingplicht, respectievelijk
de vermindering van het aantal honden, nog voile kalendermaanden
overblijven, tenzij het blijkt dat het bedrag van de ontheffing
minder bedraagt dan f. 20,--.
4. Belastingbedragen van minder dan f. 20,-- worden niet geheven.
Artikel 10 Termi.inen van betalinq
De aanslagen moeten worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening
van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
steeds twee maanden later.
Artikel 11 Machtiqina tot overdracht van bevoeqdheden
1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het
verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het
verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste
een jaar.
2. Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer
gemeenteambtenaren aanwijzen, die in zijn plaats treden met
betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling
betreffende de heffing en de invordering van hondenbelasting.
Artikel 12 Verzendinq van aanslagen
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de
toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8,
eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb.221) voor de betrokken in
artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet _Stb.l994, 762) bedoelde
ambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 13 Nakominq van verplichtinqen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,49 en 50 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en
60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing