5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander; c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevings- contract, of d. zij op grond van een registratie als bedoeld in artikel 3 lid 3, onderdeel d, en lid 4 van de wet worden aange merkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het vierde lid. Categorieen Artikel 2 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorie-aanduiding 2. De categorieen worden aangeduid als: a. alleenstaande; b. alleenstaande ouder; cgehuwde 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm Artikel 3 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de al leenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdver- blijf heeft, dan wel in wiens woning slechts zijn kinderen jonger dan 21 jaar dan wel zijn kinderen die aanspraak kunnen maken op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de wet studiefinanciering dan wel zijn kinderen met wie een overeenkomst met de JWG organisatie is aangegaan op grond van de VBO overeenkomst, hun hoofdverblijf hebben, bepaald op het in artikel 33, tweede lid, van de wet genoemde maxi- mumbedrag 4 Verordening Toeslagenbeleid

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1997 | | pagina 103