De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is 10% van het netto minimumloon. 4. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag Artikel 4 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon. 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid blijft achterwe- ge voor de gehuwde in wiens woning slechts zijn kinderen jonger dan 21 jaar dan wel zijn kinderen die aanspraak kunnen maken op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de wet studiefinanciering dan wel zijn kinderen met wie een overeenkomst met de JWG organisatie is aangegaan op grond van de VBO overeenkomst, hun hoofdverblijf hebben. Artikel 5 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaandede alleenstaande ouder of de ge huwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden. 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon. 3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag. Artikel 6 De toeslag als bedoeld in artikel 33 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar, in afwijking van artikel 3, op nihil gesteld. 5 Verordening Toeslagenbeleid

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1997 | | pagina 104