de relatief hogere kosten waarmee alleenstaanden in begin-
sel worden geconfronteerdkan met name gedacht worden aan
duurzame gebruiksgoederenzoals woninginrichting en huis-
houdelijke apparatuur, maar ook aan vaste lasten, zoals
abonnementen en kijk- en luistergeld, en diverse andere
kosten. De toeslag dient zodanig te zijn dat de betrokkene
daaruit op dezelfde wijze zijn algemene bestaanskosten kan
voldoen als thans het geval is met de volledig landelijk
genormeerde algemene bijstand. Bij de beoordeling of be
trokkene inderdaad hogere bestaanskosten heeft, is in voor-
komende gevallen niet bepalend of deze ook feitelijk deze
kosten met een ander deelt, maar of het - gegeven de om-
standigheden - redelijk is ervan uit te gaan dat deze kos
ten kunnen worden gedeeld. In bijvoorbeeld de situatie dat
een hoofdbewoner de woning met een ander bewoont, zou een
ongewenste gebruikersruimte [van bijstandsmiddelen, red.
ontstaan als de hoogte van de toeslag ervan afhankelijk is
of de medebewoner, hoewel deze daartoe financieel in staat
is, ook feitelijk een bijdrage levert in de woonkosten.
Hiertoe wordt gesproken van het 'kunnen delen' van de
kosten. Met deze omschrijving beoogt het kabinet uitdruk-
kelijk niet aan te geven dat van de betrokkene kan worden
gevergd dat deze bijvoorbeeld zijn woonsituatie aanpast om
zo met een lagere bijstandsuitkering te kunnen volstaan."
De mate waarin de bestaanskosten kunnen worden gedeeld,
bepaalt, zoals gezega, de hoogte van de toeslag. De toeslag
bedraagt minimaal 0% en maximaal 20% van het netto minimumloon
Degene die voor een toeslag in aanxnerking wenst te komen, moet
aannemelijk maken dat er geen sprake is van kosten die kunnen
worden gedeeld en dat er derhalve terecht aanspraak op een
toeslag wordt gemaakt. De toeslag maakt een integraal deel van
de bijstandsuitkering uit. De algemene inlichtingenverplichting
die op aanvrager rust, geldt ook voor het toeslagendeelAan-
vrager zal dan ook door middel van het overleggen van gegevens
het recht moeten aantonen.
Lid 2
Artikel 38, tweede lid Abw schrijft voor dat de toeslag, on-
verminderd het bepaalde in artikel 35, 36 en 37 van de wet,
voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten
laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofd-
verblijf heeft, wordt bepaald op het maximumbedrag, genoemd in
artikel 33, tweede lid, van de Abw. De maximale toeslag komt
neer op 20% van het netto minimumloon. In deze verordening
wordt volstaan met een verwijzing naar het bedrag zoals dat in
de wet is genoemd. Dit bedrag wordt regelmatig (veelal
(halfjaarlijks) bijgesteld. De artikelen 35, 36 en 37 Abw
geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieen
de bijstandsnorm of de toeslag lager vast te stellen. Dit bete-
kent dat indien aanvrager voldoet aan de voorwaarde genoemd in
artikel 33, tweede lid, van de verordening, het toch kan zijn
dat er geen recht op een toeslag bestaat van 20% van het netto
11
Verordening Toeslagenbeleid