artikel 10.
2 Binnen vier weken na de vaststelling van het programma
als bedoeld in artikel 11, doen burgemeester en
wethouders schriftelijk mededeling van de vordering aan
het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordtVan deze
mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in
het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de
vordering te hebben.
3 Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om over
te gaan tot vordering in het kader van een aanvraag als
bedoeld in artikel 19, voeren zij daarover zo spoedig
mogelijk overleg met het bevoegd gezag waarvan gevorderd
wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is
bestemd.
4 Binnen een week na afloop van het overleg als bedoeld in
het vorige lid, doen burgemeester en wethouders
schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd
gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan
worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te
kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te
hebben
5 De schriftelijke mededeling van burgemeester en
wethouders als bedoeld in de tweede en vierde lid, bevat
in ieder geval
a de naam van de school en het bevoegd gezag ten
behoeve waarvan wordt gevorderd;
b een aanduiding van het aantal groepen ten behoeve
waarvan gevorderd wordt of, indien het betreft het
onderwijs in lichamelijke oefening, het aantal
klokuren dat gevorderd wordt;
c een aanduiding van het gebouw waarop de vordering
betrekking heeft;
d een aanduiding van het aantal en het type ruimten
dat gevorderd wordt
e de periode waarvoor gevorderd wordt en de
ingangsdatum van het medegebruik.
Artikel 33 Vergoeding
De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling
overleg, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, een
vergoeding voor het medegebruik vast. Indien dit overleg niet
tot overeenstemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV,
deel C.
Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele,
maatschappelijke of
recreatieve doeleinden
Artikel 34 Aanduiding omstandigheden
Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot vordering
indien
a er sprake is van leegstand van een lesgebouw of een
gymnastiekruimte zoals bepaald in artikel 30;
25