en vervolgens telkens te verhogen met 8 0 m2 ten behoeve van 1 groep leerlingen. Indien het werkelijke aantal lokalen in een gebouw afwijkt van het aantal groepen zoals vastgesteld op basis van de tabellen 1, 2 of 3, is het aantal lokalen de capaciteit van het gebouw. In het geval dat het aantal lokalen kleiner is dan het aantal groepen zoals is vastgesteld op basis van de tabellen 1, 2 of 3, wordt de zogenaamde verschiloppervlakte bepaald tussen de werkelijke BVO en de normatieve BVO behorend bij het aantal groepen waarvoor het gebouw geschikt is. Deze verschiloppervlakte is het aantal m2 waarmee de BVO van het gebouw is overgedimensioneerd'De registratie vindt plaats vanwege het mogelijk verwerken van deze 1overdimensionering' van de BVO op het moment dat het gebouw ten behoeve van de vergroting van de capaciteit moet worden uitgebreid. 1.2 Dislocaties, gebouwen met een permanente of tijdelijke bouwaard Voor het bepalen van de capaciteit van dislocaties geldt het gestelde onder 1.1 met uitzondering van de verwijzing naar de tabellen 1, 2 en 3. Voor de bepaling van het aantal te huisvesten groepen leerlingen wordt uitgegaan van 105 m2 BVO per groep leerlingen indien sprake is van een gebouw met een permanente bouwaard en van 80 m2 per groep leerlingen indien sprake is van een gebouw met een tijdelijke bouwaard. 1.3 Rangorde hoofdgebouwen en dislocaties De vaststelling van de rangorde geschiedt om te kunnen bepalen van welk gebouw als eerste het gebruik beeindigd wordt als er sprake is van een daling van het aantal leerlingen. Dit is het gebouw met het hoogste rangordenummer Indien een voorziening in de huisvesting bestaat uit een hoofdgebouw (van een school, een hoofdvestiging of een nevenvestiging) en een of meer dislocaties, wordt de rangorde tussen deze gebouwen vastgesteld. Dit is de rangorde zoals deze is vastgelegd in de gegevensadministratie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en WetenschappenIndien de rangorde opnieuw moet worden vastgesteld, doordat nieuwe gebouwen moeten worden toegevoegd, wordt de rangorde als volgt vastgesteld. Het hoofdgebouw is het gebouw dat qua oppervlakte, indeling en bouwkundige staat het meest geschikt is om als het enige gebouw voor de school te dienen. Dit is in de regel het grootste gebouw. Het hoofdgebouw krijgt nummer 1, vervolgens vindt doornummering plaats voor de dislocaties met een permanente bouwaard te beginnen met de dislocatie met de grootste capaciteit en vervolgens de dislocaties met een tijdelijke bouwaard te beginnen met de dislocatie met de grootste capaciteit. Bij een fusie van twee of meer scholen wordt het gebouw van de overblijvende school het hoofdgebouw. Indien de overige gebouwen van de bij de fusie betrokken scholen noodzakelijk zijn voor de huisvesting van de gefuseerde scholen, gelet op de capaciteit van het hoofdgebouw, dan krijgen zij als dislocatie een plaats in de rangorde zoals hiervoor omschreven 46

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1997 | | pagina 63