5 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien
burgemeester en wethouders de kennisgeving bedoeld in het tweede lid niet hebben gedaan dan
wel indien bij een latere kennisgeving als bedoeld in het tweede lid de aanvraag wordt ingediend
binnen een maand nadat deze kennisgeving is ontvangen.
6 Indien de uitkering na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt voortgezet,
wordt de uitkering berekend op de wijze die van toepassing zou zijn geweest indien die termijn
niet zou zijn afgelopen.
7 Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden
bepalen dat in bepaalde situaties geen termijn geldt dan wel een termijn zal gelden die afwijkt
van de in het eerste lid genoemde termijn van drie jaar.
Artikel 4d
1 Binnen een jaar na het tijdstip waarop de uitkering voor de eerste maalmet toepassing van
artikel 4a is voortgezet, doen burgemeester en wethouders een onderzoek instellen ten einde te
doen bezien of er als gevolg van gronden die invloed hebben op de mate van algemene
invaliditeit redenen aanwezig zijn voor herziening of intrekking van de uitkering.
2 Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden
bepalen dat geen termijn geldt dan wel een termijn zal gelden die afwijkt van de in het eerste lid
genoemde termijn.
3 Burgemeester en wethouders wijzigen ambtshalve of op aanvraag van de belanghebbende
het bedrag van de uitkering bij wijziging van de mate van invaliditeit.
4 Een wijziging van het bedrag van de uitkering gaat in:
a indien daartoe een aanvraag is ingediend, met ingang van de eerste dag van de
maand volgende op die waarin die aanvraag is binnengekomen;
b indien de wijziging ambtshalve plaatsvindt, met ingang van de eerste dag van de
maand volgende op die waarin de beslissing tot wijziging is gekomen.
5 De toepassing van artikel 4a wordt ten aanzien van een belanghebbende gestaakt indien
en zolang hij niet voldoet aan een uitnodiging van burgemeester en wethouders zich te
onderwerpen aan een onderzoek door een of meer door hen aangewezen geneeskundigen ter
beantwoording van de vraag, of er nog sprake is van algemene invaliditeit.
6 Indien degene die recht heeft op een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering
inkomsten uit of in verband met arbeid geniet, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, zolang
niet vaststaat of deze arbeid als arbeid bedoeld in artikel 4a, tweede lid, kan worden aangemerkt,
niet tot herziening of intrekking van de uitkering over te gaan. De toepassing van de eerste volzin
vindt ten hoogste plaats over een aaneengesloten periode van drie jaren, aanvangende op de eerste
dag waarover de inkomsten uit of in verband met arbeid bedoeld in de eerste volzin worden
genoten. Deze periode wordt geacht niet te zijn onderbroken indien korter dan een maand geen
inkomsten uit of in verband met arbeid worden genoten. Na afloop van de in de tweede volzin
genoemde periode wordt de in de eerste volzin bedoelde arbeid aangemerkt als arbeid bedoeld
in artikel 4a, tweede lid.
7 Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de tweede volzin van het zesde lid geen
toepassing vindt ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden en met betrekking tot het
zesde lid van dit artikel nadere en voor bijzondere gevallen zo nodig afwijkende regels stellen.