HOOFDSTUK V SAMENLOOP
Paragraaf 1 Samenloop pensioenen krachtens deze verordening, onderling en met andere
pensioenen
Grensbedrag eigen pensioenen
Artikel 41
1 Voor de toepassing van dit artikel wordt, voor zover een pensioen is onderworpen aan een
samenloopregeling overeenkomstig paragraaf 2 van dit hoofdstuk, onder pensioen verstaan het
bedrag dat overblijft na vermindering van dat pensioen wegens recht op ouderdomspensioen
krachtens de Algemene Ouderdomswet of een naar aard en strekking daarmee overeenkomend
pensioen of uitkering.
2 Indien recht bestaat op een of meer eigen pensioenen krachtens of op de voet van de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, dan wel daamaast recht bestaat op een of meer
eigen pensioenen krachtens een andere regeling als bedoeld in het vijfde lid en het totaal van die
pensioenen meer bedraagt dan het grensbedrag omschreven in het derde lid, wordt op grond van
artikel 154 juncto artikel 93 van genoemde wet, elk eigen pensioen krachtens of op de voet van
die wet beperkt tot een zodanig gedeelte (beperkingsbreuk) van bedoeld grensbedrag als evenredig
is aan de verhouding, waarin elk van laatstbedoelde pensioenen staat tot het totaal van die
pensioenen.
3 Het grensbedrag is het pensioen dat met toepassing van artikel 19 tot het in het zevende
lid van dat artikel genoemde maximum van 70 percent zou zijn toegekend naar een wedde
overeenkomend met het hoogste bedrag in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1984 (Staatsblad 571) vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering.
4 Indien het bedrag van een of meer van de in het tweede lid bedoelde pensioenen bij
berekening naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd hoger is of zou zijn dan het
grensbedrag bedoeld in het derde lid, treedt dat hogere bedrag of het hoogste van die bedragen
voor de toepassing van het tweede lid in de plaats van het grensbedrag.
Voor de in de eerste vulzin bedoelde vergelijking worden de pensioenen aangepast
overeenkomstig de regelen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 105
van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en daarmee overeenkomende artikelen in
andere pensioenwetten.
5 Onder een pensioen krachtens een andere regeling wordt in dit artikel verstaan een
pensioen, een daarmee in aard overeenkomende uitkering, alsmede een onderstand bij wijze van
pensioen ten laste van het Rijk, een provincie, gemeente of waterschap, van het Algemeen
burgerlijk pensioenfonds, van het Spoorwegpensioenfonds en van de Stichting Administratie
Indonesische pensioenen, dan wel ten laste van de Nederlandse Antillen of een publiekrechtelijk
lichaam in dat land of een door het hoger bestuursorgaan in een van deze landen ingesteld fonds,
met inbegrip van de daarop onder welke benaming ook verleende toeslagen en met uitzondering
van een pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1947, H 420), van een
uitkering krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, van een
invaliditeitspensioen met de daarop toegekende verhogingen krachtens een vroegere militaire
23