Samenloop van wezenpensioenen
Artikel 44
1 Indien een wees die reeds recht op een wezenpensioen heeft, hetzij krachtens deze
verordening, hetzij krachtens een andere regeling, daama eveneens recht op een ander
wezenpensioen verkrijgt, hetzij krachtens deze verordening, hetzij krachtens een andere regeling
wordt voor de berekening van de eigen pensioenen waarvan die wezenpensioenen zijn of geacht
moeten worden te zijn afgeleid, samenlopende tijd slechts meegeteld bij de berekening van het
pensioen, waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert.
2 Artikel 43, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Samenloop van pensioenen en algemeen pensioen
Begripsomschrijvingen
Artikel 45
1 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder
a een pensioen: een pensioen of een gedeelte van een pensioen voorzover berekend
over tijd voor 1 januari 1986, dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend
krachtens deze verordening;
b een algemeen pensioen:
le een bruto-ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de Algemene
Ouderdomswet, eventueel vermeerderd met een bruto-toeslag als bedoeld in artikel 10 van die
wet, benevens de bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet, een en ander voor
zover niet uitbetaald krachtens artikel 18 van die wet;
2e een pensioen, een tijdelijke uitkering en een wezenpensioen als bedoeld in de
Algemene weduwen- en wezenwet;
3e een pensioen of uitkering toegekend krachtens een wettelijke regeling van de
Nederlandse Antillen of van een vreemde mogendheid en naar aard en strekking overeenkomend
met een algemeen pensioen als omschreven onder le en 2e;
ceen belanghebbende: degene die recht heeft op een pensioen.
2 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder het algemeen pensioen van de
belanghebbende die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, mede begrepen het algemeen pensioen
waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het echtpaar duurzaam gescheiden leeft. Voor de
toepassing van de vorige volzin wordt mede als echtgenoot aangemerkt degene die voor de
toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot van de belanghebbende wordt
aangemerkt.
3 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een pensioen als bedoeld in artikel 51vij fde
lid, dan wel enig ander pensioen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, voor zover dit pensioen of
gedeelte daarvan is berekend over tijd voor 1 januari 1986, in aanmerking genomen.
25