Volle-wezenpensioen
Artikel 46
Het pensioen waarop twee of meer voile wezen recht hebben, wordt, indien het als een eenheid
is toegekend, voor de toepassing van deze paragraaf geacht aan ieder van genoemde wezen te zijn
toegekend tot een bedrag, gelijk aan dat pensioen gedeeld door hun aantal.
Inbouwbedrag
Artikel 47
1 Voor een belanghebbende die tevens recht heeft op een algemeen pensioen wordt het deel
daarvan, dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met de
diensttijd waamaar zijn pensioen is of geacht wordt te zijn berekend, gerekend deel uit te maken
van het bedrag van zijn pensioen. met dien verstande dat:
a voor zover diensttijd met 3,5 percent per jaar met pensioen wordt vergolden, deze
diensttijd met 2 wordt vermenigvuldigd;
b voor zover diensttijd met 0,875 percent per jaar met pensioen wordt vergolden,
deze diensttijd met 0,5 wordt vermenigvuldigd;
c maximaal een diensttijd van 40 jaar in aanmerking wordt genomen.
Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbedrag genoemd.
2 Op een nabestaandenpensioen, niet zijnde een pensioen als bedoeld in artikel 25, dat is
afgeleid van een pensioen waarop, in verband met het recht op een pensioen als bedoeld in artikel
9, tiende lid, onder a en b van de Algemene Ouderdomswet, lid 1 van toepassing was, vindt dat
lid niet eerder toepassing dan met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die
waarin dat pensioen krachtens het bepaalde in artikel 65, lid 1, is geeindigd.
3 Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht kan
worden betrekking te hebben op een tijdvak, liggende tussen de aanvang en het einde van de
diensttijd, waamaar het pensioen met inachtneming van lid 1 is of geacht wordt te zijn berekend.
Mededelingsplicht
Artikel 48
1 Indien een belanghebbende een algemeen pensioen gaat genieten dan wel het genot van
een algemeen pensioen of van een tijdelijke uitkering eindigt, of indien in het bedrag van het
algemeen pensioen een wijziging wordt aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden
van hemzelf, zijn echtgenoot of zijn kinderen, is hij gehouden hiervan onverwijld kennis te geven
aan burgemeester en wethouders.
2 Indien een belanghebbende de in het vorige lid bedoelde kennisgeving niet onverwijld
doet, gaat een verlaging van het inbouwbedrag niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag
van de maand waarin de kennisgeving werd gedaan of waarin ambtshalve vermindering van het
inbouwbedrag plaatsvond.
26