Artikel 85
Artikel 19, tweede lid, artikel 50 en artikel 59, tweede en derde lid, treden in werking op het
tijdstip bedoeld in artikel VIII, lid 4, van de Wet van 20 april 1988, Staatsblad 300.
HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN
Inwerkingtreding zevende wijziging
Artikel 86
De artikelen 9, 12, 13, 14, 23, eerste en tweede lid, 24, 25, 26, eerste en tweede lid, 28, eerste,
tweede, derde en vierde lid, 29, tweede, derde en vierde lid, 30, 31, 32, 33, tweede en vierde lid,
34, 35, eerste lid, 36, eerste en derde lid, 42, eerste lid, 43, eerste lid, 45, eerste lid, 47, tweede
lid, 48, eerste lid, 49, onderdeel a en c, 63, eerste lid, 66, eerste lid met uitzondering van de
invoering van het begrip minderjarigheid, 76, 87, 88, 89 en 90 zoals bedoelde bepalingen na de
zevende wijziging zijn komen te luiden, werken terug tot 1 januari 1986.
Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 24 (overgangsbepaling bij zevende wijziging)
Artikel 87
Alle pensioenen toegekend krachtens artikel 24 van deze verordening zoals die luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van de zevende wijziging, worden, voor zover zij op dat tijdstip
worden genoten, met ingang van dat tijdstip geacht te zijn toegekend krachtens artikel 23.
Overgangsbepaling met betrekking tot het recht op nabestaandenpensioen (overgangsbepaling bij
zevende wijziging)
Artikel 88
1 Er ontstaat geen recht op pensioen ingevolge de zevende wijziging, indien op de datum
van overlijden van de vrouwelijke wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder in een
overeenkomstig geval geen recht op weduwenpensioen of bijzonder weduwenpensioen zou zijn
ontstaan ingevolge het overlijden van een mannelijke wethouder, gewezen of gepensioneerde
wethouder.
2 Het pensioen waarop ingevolge de zevende wijziging recht ontstaat in verband met een
overlijden voor de datum van inwerkingtreding van deze wijziging wordt berekend als ware het
recht ontstaan op de datum van overlijden.
Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 40 (overgangsbepaling bij zevende wijziging)
Artikel 89
Ten aanzien van de aanspraken op nabestaandenpensioen die ingevolge de zevende wijziging
worden verkregen vangt de termijn van vijf achtereenvolgende jaren zoals bedoeld in artikel 40
niet eerder aan dan op de datum van inwerkingtreding van deze wijziging.
39