HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 TOELICHTING
Aan het eind van de vorige eeuw schiep de overheid het kader voor de
ontwikkeling en bouw van goede woningen voor de burgers in Nederland.
Het resulteerde in de Woningwet van 1901. Een belangrijke stap vanuit
milieu-oogpunt, met name gericht op gezondheid en veiligheid van
mensen.
Nu, aan het eind van de twintigste eeuw, is het opnieuw de milieu-
problematiek die vraagt om een structurele aanpak. Dit keer niet
alleen vanwege de gezondheid en veiligheid, maar wereldwijd wordt de
leefomgeving van mens en dier bedreigd. De overheid staat voor de taak
een kader te scheppen voor een oplossing van de problemen. Een kader
waarin burgers, bedrijven en andere maatschappelijke organisaties hun
eigen verantwoordelijkheid nemen en hun activiteiten kunnen plaatsen.
Ruimtelijke ordening, bouwen en wonen vormen hiervan belangrijke
onderdelen.
Op 1 januari 1995 is het besluit Vervolg-bijdrageregeling ontwikkeling
gemeentelijke milieubeleid (VOGM) in werking getreden, op basis
waarvan gemeenten een aanvraag konden doen voor een bijdrage in de
kosten van de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleid. In de
VOGM-regeling is een onderscheid gemaakt tussen verplichte kern-taken
en keuzetaken. Vergunningverlening en handhaving van de Wet Milieube-
heer dienen bij voorbeeld op 1 januari 1997 op een adequaat niveau te
worden uitgevoerd. Ook het gemeentelijk rioleringsbeleid wordt ver-
plicht gesteld. Daarnaast zijn in de regeling tien andere taken
vermeld. De VOGM verplicht een van deze tien taken (gemeentelijke
interne milieuzorg) in ieder geval uit te voeren. Daarnaast moeten er
ten minste vier van de overige negen taken uitgevoerd worden. Dit zijn
de keuzetaken.
Een van de keuzetaken die de gemeenteraad van Leeuwarderadeel heeft
aangegeven te zullen uitvoeren in de komende tijd is duurzaam bouwen.
De VOGM gaat er van uit dat de uitvoering van deze keuzetaak op 1
januari 1998 op een adequaat niveau is gebracht en dat voldoende
waarborgen zijn ingebouwd voor de uitvoering na 1 januari 1998.
De VOGM-regeling vereist dat de gemeente die voor duurzaam bouwen
gekozen heeft, een Plan van aanpak Duurzaam Bouwen (dubo) opstelt.
Uiteraard zijn er binnen de gemeenten die dubo-beleid willen ontwikke-
len verschillende ambitieniveaus mogelijk. Het kiezen van een ambitie-
niveau is afhankelijk van kansen die er voor een gemeente op dit
terrein liggen. B.v. geprojecteerde nieuwbouw of op stapel staande
renovatieplannen kunnen kansen vormen. Het ambitieniveau zal moeten
aansluiten bij de uitgangspositie van de gemeente en de participanten.
Het gemeentelijk ambitieniveau moet in het Plan van aanpak Duurzaam
Bouwen worden neergelegd.