HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als
bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer (Stb.1994, 80).
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behoren-
de tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van
het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel
10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik
maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de
Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aan-gemerkt:
a. degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik
maakt van het perceel;
b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene
die dat gedeelte ten gebruik heeft afgestaan.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in
hoofdstuk 1 van de bij de verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wiize van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan der belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later
is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belasting
plicht, nog voile kalendermaanden overblijven.