LIGPLAATSENVERORDENING GEMEENTE LEEUWARDERADEEL Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen daarvan; b. aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig; c. ligplaats innemen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen; d. ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig; e. rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte; f. rechthebbende: ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent. Artikel 2 Ligplaats innemen 1Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen. 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats: a. met een vaartuig aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestemmingsplan als zodanig aangewezen ligoever dan wel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen; b. met vaartuigen, behorende tot een categorie vaartuigen, waarvoor het verbod door burgemeester en wethouders op grond van het gestelde in lid 3, buiten toepassing is verklaard. c. met vaartuigen aan de oever van het erf van een woning, met dien verstande dat deze vaartuigen in de lengterichting aan de oever dienen te woren afgemeerd; de totale lengte van deze vaartuigen de breedte van de oever van het erf niet mag overschrijden; de totale breedte van deze vaartuigen alsdan niet meer mag bedragen dan drie meter. 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2001 | | pagina 46