Artikel 10
Ligplaats aan Iaad- of losplaats
1. Het is verboden aan een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde laad- en
losplaats met een vaartuig ligplaats in te nemen anders dan ter onmiddellijke lading of
lossing.
2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid
vervatte verbod.
Artikel 11
Het is verboden:
1. a. Met een vaartuig gebruik te maken van een bij de gemeente in beheer en
onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, waarvoor burgemeester
en wethouders door een aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakt verbod tot
het gebruik maken hebben ingesteld;
b. met een vaartuig van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart,
haven, kade, wal of beschoeiing, ten aanzien van het gebruik maken waarvan
burgemeester en wethouders een door aan het water geplaatst bord kenbaar
gemaakte beperkingen hebben vastgesteld, gebruik te maken in strijd met
bepalingen, door dat college aan die beperking verbonden.
2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid
vervatte verbod.
Artikel 12
Innemen ligplaats of varen
De schipper, eigenaar of gebruiker van een vaartuig, die in de gemeente ligplaats inneemt of
vaart is verplicht zich hierbij te gedragen naar de aanwijzingen van de met het toezicht op de
bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde vaart, haven, kade wal of beschoeiing belaste
ambtenaar.
Artikel 13
Procedure met betrekking tot de aanwijzing van ligoevers
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ligoevers aan te wijzen als bedoeld in
artikel 2 lid 2 sub a.
2. Bij de aanwijzing kan worden bepaald dat deze slechts gedurende een bepaalde
periode van kracht is en/of slechts voor een of meer categorieen vaartuigen zal gelden.
3. Burgemeester en wethouders winnen, alvorens tot ter inzagelegging als bedoeld in lid
4 over te gaan, het advies in van, zoveel mogelijk, de publiekrechtelijke beheerder(s)
van de betrokken oever(s) en het (de) betrokken water(en).
4. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de in afdeling 3.4
van de Awb geregelde procedure van toepassing.
5. In de aanwijzing zelf wordt het tijdstip bepaald waarop zij in werking treedt.