■4
Gemeentewet
alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners
of Ievensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een
gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel n
Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet
hjnoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden
^^podieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen
in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervailen
verklaard.
Artikel 12
1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies
dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.
2. Openbaarmakmg geschiedt door terinzagelegging van een
opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeen-
tehuis.
Artikel 131
1. Een lid van de raad is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van
de Wet Nationale ombudsman;
^j^igevolge het op 4 juni 2002 ingediende wetsvoorstcl tot wijziging van
de Provinciewet e.e.a. wettcn tot dualisering van de inrichting, de
bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (28 384, Wet
dualisering provinciebestuur), komt artikel 13, eerste lid, onderdecl h, te
luiden:
h. gedeputeerde;.
Verder komt het eerste lid, onderdeel i, te luiden:
i. secretaris van de provincie;.
Vervolgens wordt aan het eerste lid, onder vemummcring van de
onderdelen j, k, 1, m, n en o tot de onderdelen k, I, m, n, o en p, een
nicuw onderdeel j ingevoerd, dat luidt:
j. gnffier van de provincie;.
Daamaast wordt in het tweede lid 'eerste lid, aanhef en onder k5
vervangen door: eerste lid, aanhef en onder 1.
Ten slotte wordt in het dcrde lid 'eerste lid, aanhef en onder o' vervangen
door: eerste lid, aanhef en onder p.
Gemeentewet
g. commissaris van de Koning;
h. lid van gedeputeerde staten;
i. griffier der staten;
j. burgemeester;
k. wethouder;
lid van de rekenkamer;
m. lid van een deelraad;
n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
0. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld
of daaraan ondergeschikt.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid
van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid
van de raad is gedurende het tijdvak dat:
a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van
de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de
wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of
b. aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en
eindigt op de dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van
zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of
waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan
worden benoemd.1
3. In afwtjldng van het eerste lid, aanhef en onder 0, kan een lid
van de raad tevens zijn:
a. ambtenaar van de burgerlijke stand;
b. vrijwilhger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke
verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onder-
wijs.
Artikel 14
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van
1 Ingevolge het op 4 juli 2002 ingediende gewijzigd wetsvoorstel tot
aanpassing van enkele wetten i.v.m. de inwerkingtreding van de Wet
dualisering gemeentebestuur (28 243), komt artikel 13, tweede lid,
onderdeel b, te luiden:
b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip
waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad
onheiroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen
opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad
met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel
X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
15