GEMEENTE
LEEUWARDERADEEL
Nr. 2002/76a
De raad van de gemeente Leeuwarderadeel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2002, nr. 2002/76;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDER1NG
VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN 2003
Artikel 1 Belastingplicht
1. Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen
onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalendeijaar een onroerende
zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt,
verder te noemen: gebruikersbelasting.
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalendeijaar van een on
roerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te
noemen: eigenarenbelasting.
2. Bij de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar
aan te wijzen lid van dat huishouden;
b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,
aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het
deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene
aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt
als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die
de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalendeijaar als zodanig in de
kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
1