2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel
wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel
ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting
tot het inzamelen van huishoudelijke afValstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een
perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een
verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afValstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten
gebruik heeft afgestaan.
Artikel 5 Maatstaf van heffine en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij de
verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalendeijaar.
Artikel 7 Wiize van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan der belastingschuld en heffing naar tiidsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang
van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na
de aanvang van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op onthef-
fing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na het einde van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven, tenzij het
bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan 10.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
5. Voor belastingbedragen tot 10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de
vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen
afvalstoffenheffing of andere heffingen en belastingen aangemerkt als een belastingbedrag.