1. een al dan niet aangepaste bruikleen auto; 2. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; 3. een open elektrische buitenwagen; 4. een ander verplaatsingsmiddel; c. een tegemoetkoming of vergoeding in de aantoonbaar te maken kosten van: 1. aanpassing van een eigen auto; 2. gebruik van een bruikleenauto; 3. gebruik van een taxi of een eigen auto; 4. gebruik van een rolstoeltaxi; 5. aanschaf en of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel; 6. medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer. Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder a. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek: a. het gebruik van het openbaar vervoer; of b. het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken. 2. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder b en c vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer: a. aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken; dan wel b. een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig is. 3. Voor de bij artikel 3.1. onder b sub 2, 3 en 4 en onder c sub 3 t/m 6 genoemde voorzieningen geldt, in afwijking van het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. verstrekt kunnen worden. 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor vervoerskosten, als bedoeld in artikel 3.1. onder c sub 3 t/m 5 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a in die vervoersbehoefte kan voorzien. 5. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend. 6. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 x het norminkomen, wordt geen financiele tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 t/m 4, dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 1 verstrekt. 7. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een boven-regionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2003 | | pagina 37