Onder woningaanpassing wordt tevens verstaan: aanpassingen aan gemeenschappelijke
ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de gehandicapte te kunnen
bereiken.
j. wet
Overal waar in deze verordening over wet gesproken wordt, zo bepaalt artikel 1.1 onder j,
wordt de Wet voorzieningen gehandicapten bedoeld.
Artikel 1.2 Beperkingen.
Artikel 1.2 lid 1 geeft beperkingen aan, die betrekking hebben op het toekennen van een
voorziening.
1.2. lid 1 onder a: individueel gericht
Met uitzondering van het collectief vervoer dient een voorziening in overwegende mate op het
individu gericht te zijn. In dit artikel wordt het aanvragen van gemeenschappelijke
voorzieningen dus uitgesloten, hoewel voorzieningen die naast een individueel, ook een
gezamenlijk karakter kunnen hebben, wel passen in het kader van deze verordening. Een
voorbeeld van een voorziening met een individueel karakter waar daamaast ook anderen
gebruik van kunnen maken is bijvoorbeeld een auto, waarin ook anderen mee kunnen rijden
(zie verder verstrekkingenboek paragraaf 1.3.1 Individueel gericht).
1.2. lid 1 onder b: langdurig noodzakelijk
Ingevolge onderdeel b dienen de voorzieningen langdurig noodzakelijk te zijn om
beperkingen op het gebied van het wonen of het buiten of binnen verplaatsen op te heffen.
Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat betrokkene voor langere tijd aangewezen moet zijn op
een desbetreffende aanpassing of een de desbetreffende rolstoel. Voor langere tijd betekent in
ieder geval dat wie tijdelijk gehandicapt is, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat
dat de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze
verordening in aanmerking komt. Betrokkene kan een beroep doen op de hulpmiddelen-
depots van de Thuiszorg-organisaties die opgezet zijn in het kader van de AWBZ. Uit deze
depots kan men drie maanden een hulpmiddel lenen, welke periode eenmaal met nog eens
drie maanden kan worden verlengd.
Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal van situatie tot situatie
verschillen. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat
betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen
functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld,
waarbij verbetering in de toestand periodes van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan
worden van een langdurige noodzaak. De indicatie speelt bij de bepaling of er al dan niet
sprake is van het al dan niet langdurig noodzakelijk zijn van betreffende voorziening een
belangrijke rol.
Over dit onderdeel, de afstemming van kortdurende verstrekking en verstrekking voor lange
duur, zal overleg plaats dienen te vinden met de Thuiszorginstellingen c.q. de
uitvoeringsorganen van de AWBZ (zie ook verstrekkingenboek paragraaf 2.2.3).
1.2. lid 1 onder c. goedkoopst adequaat