Artikel 2.3 Woon- of verblijfruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt.
Een financiele tegemoetkoming voor het treffen van voorzieningen wordt alleen verstrekt als
het woonruimten betreft die als zelfstandige woonruimte in het kader van de Wet Individuele
Huursubsidie als zodanig aangemerkt worden. Met uitzondering van aanpassingen aan
woonschepen en binnenschepen, deze zijn apart geregeld in de verordening.
Paragraaf 2 Het recht op een woonvooraening.
Artikel 2.4 Het primaat van de verhuizing.
De manier waarop de woonvoorzieningen hier zijn gegroepeerd geeft een rangorde aan.
Primair zal gekeken worden of verhuizing mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een
geschikte woning beschikbaar is of op korte termijn beschikbaar komt. Onder geschikte
woning dient hier begrepen te worden een woning die met betrekkelijk lage investeringen
volledig aangepast kan worden.
Is geen geschikte woning beschikbaar dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten een
van de andere voorzieningen te verstrekken.
Overigens kunnen hierbij ook andere omstandigheden een rol spelen, zoals de bereidheid van
de gehandicapte te verhuizen, opgebouwde mantelzorg etc. Indien de gemeente, nadat alle
factoren in de overweging zijn meegenomen, tot de conclusie komt dat verhuizing de
goedkoopste adequate oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening de
vergoeding voor verhuis- en (her)inrichtingskosten het primaat. Meer in het bijzonder zal
sprake zijn van bovengenoemde afweging als de kosten van een woningaanpassing meer
bedragen dan 4.538,=. Dit bedrag is genomen, omdat het plaatsen van een traplift op
ongeveer 4.538,= tot 6.807,= uitkomt. In deze situatie zou een afweging gemaakt kunnen
worden tussen het plaatsen van een traplift en het verhuizen naar een woning, waarbij de
slaapkamer en natte eel op de begane grond aanwezig zijn (zie ook verstrekkingenboek
paragraaf 4.3).
In de wet wordt het begrip woonvoorziening omschreven; daarbij wordt aangegeven dat het
alleen gaat om het opheffen van (ergonomische) beperkingen die het normale gebruik van de
woning omvatten.
Het gaat hierbij om de normale (elementaire) woonfuncties zoals slapen, eten en
lichaamsreiniging. Het gebruiken van bijv. een hobby-, werk- of recreatieruimte valt niet
onder de zorgplicht van de gemeente.
Paragraaf 3 Voorwaarden bij verlening van woonvoorziemngen.
Artikel 2.5 Hoofdverblijf.
In principe is een financiele tegemoetkoming voor een woningaanpassing alleen mogelijk
indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in de woning waaraan de voorzieningen
worden getroffen. Een uitzondering kan gemaakt worden als de gehandicapte zijn
hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting en regelmatig een bepaalde woning bezoekt. Het
is dan mogelijk dat eenmalig een financiele tegemoetkoming wordt verstrekt ten behoeve van
het aanpassen van een woonruimte waar de gehandicapte vaak verblijft (de woonkamer),
uiteraard met toestemming van de eigenaar van die woonruimte.