Hoofdstuk 3. Vervoersvoorziemngen.
Artikel 3.1 Algemene omschrijving
Artikel 3.1 maakt een onderscheid tussen drie soorten voorzieningen, te weten:
a. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer
b. de voorzieningen in natura
c. tegemoetkomingen of forfaitaire-, dan wel gemaximeerde vergoeding in kosten van
vervoer.
Het onderscheid tussen de categorieen a, b en c is gemaakt gezien het verschillende karakter
van deze vormen van voorziening/verstrekking.
Bij de onder c genoemde categorie gaat het om financiele tegemoetkomingen in de kosten van
aanschaf of aanpassing van een vervoermiddel of een forfaitaire- dan wel gemaximeerde
vergoeding voor het gebruik van een vervoermiddel.
a. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer.
Het collectieve systeem is een voorziening die binnen de rangorde van voorzieningen het
primaat heeft. Dit primaat blijkt met name uit de formulering van artikel 3.2, alwaar op dit
primaat nader ingegaan wordt.
Uitgangspunt is dat de gehandicapte altijd een bijdrage aan de kosten van dit vervoer levert
(vergelijkbaar met openbaar-vervoertarieven), en daarmee kan een collectief vervoerssysteem
niet als voorzieningen in natura worden aangemerkt.
De aanvragen voor deelname aan het vervoerssysteem zullen op individuele basis worden
behandeld.
Afhankelijk van de mate waarin het vervoerssysteem dekkend voor de vervoersbehoefte van
de gehandicapte is, kan de gemeente in bijzondere situaties nog een aanvullende
vervoersvoorziening verstrekken.
Een vergoeding zal alleen verstrekt worden indien daadwerkelijk kosten voor vervoer
gemaakt worden.
Door een hoogwaardig systeem van aanvullend openbaar vervoer kan een gemeente in
belangrijke mate aan haar zorgplicht voldoen ten aanzien van het vervoer buitenshuis. Een
dergelijk systeem dient wel aan een aantal voorwaarden te voldoen. De volgende kenmerken
kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een systeem:
1. Het systeem dient te functioneren op de tijden die zoveel mogelijk een relatie hebben
met de tijden waarop het bestaande openbaar vervoer ook functioneert; mensen met een
handicap dienen zoveel mogelijk gelijke reismogelijkheden te hebben als mensen zonder
handicap. Deze tijden zullen in praktijk liggen tussen 7.00 en 1.00 uur.
De ervaring leert dat vervoer in het kader van de vrije tijd loopt van na de ochtendspits (7.00
uur) tot uiterlijk 1.00 uur's nachts.
2. Het systeem dient mensen met een handicap voor de deur op te halen en naar de deur
van bestemming te brengen (m.a.w. een van-deur-tot-deur- systeem), of van deur naar een
halte (bijvoorbeeld het station) te brengen (m.a.w. een deur-tot-halte-systeem). Ook vervoer
met behulp van zogenaamd de service-routes (halte-tot-halte, maar met een fijnmazig netwerk
en halten op voor de doelgroep relevante plaatsen) kan onderdeel uitmaken van het systeem.