3. Het systeem dient geschikt te zijn voor mensen met een handicap. Dat wil zeggen dat
rekening gehouden wordt met mensen die moeite hebben met zitten en dat ook rolstoelen en
scootermobielen meegenomen kunnen worden of personen vervoerd kunnen worden gezeten
in een rolstoel.
4. Het systeem dient oproep-gestuurd te zijn; bij vooraanmelding dient de
vooraanmeldingstijd tot maximaal 1 uur beperkt te blijven; eventueel kan het systeem ook
gebruik maken van bloktijden bij halte-tot-deur-vervoer (het voertuig staat op bepaalde
tijdstippen bij vaste haltes).
5. Als het systeem aansluit op andere systemen dient een overstap (of eventueel meerdere
overstaps; het aantal overstaps dient echter tot een minimum beperkt te worden) bij het
aanmeldings-telefoontje gemeld en geregeld te kunnen worden.
6. De kosten voor de gebruiker van een dergelijk systeem dienen in relatie te staan tot de
kosten van het overige openbaar vervoer. Een lokaal systeem dat aan deze voorwaarden
voldoet mag geacht worden de lokale vervoersbehoeften adequaat te vervullen.
b. vervoersvoorzieningen in natura
Onder de punten lid 3.1 sub b worden vervoersvoorzieningen genoemd, die in natura kunnen
worden verstrelct:
1. Allereerst de (aangepaste) auto voor korte en lange afstand. Dit kan zowel een
personenauto zijn als een aangepaste bus. Deze voorziening kan gecombineerd worden met
een vergoeding van de kosten van het gebruik van dit vervoermiddel zoals verderop onder
tegemoetkomingen in vervoerskosten zal worden vermeld. Bedoeling van een voorziening als
deze is dat hiermee in de vervoersbehoefte kan worden voorzien, indien het openbaar vervoer
of een aanvullend collectief systeem niet in aanmerking komen of geen adequate voorziening
bieden.
2. een (aangepaste) gesloten buitenwagen. Een dergelijke voorziening kan worden
verstrekt als aanvulling op het gebruik van een collectief systeem dan wel een taxi- of
autokostenvergoeding. Het gaat hier om vervoermiddelen die voorzien in de vervoersbehoefte
op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning;
3. een open elektrische buitenwagen of een scootermobiel voor (binnen- en)
buitengebruik. Zie het onder 2 vermelde. Overigens gaat het dan om scootermobielen voor
buitengebruik. Scootermobielen in de eerste plaats bestemd voor binnen gebruik vallen onder
de categorie rolstoelen.
4. een ander verplaatsingsmiddel.
Hieronder vallen alle andere verplaatsingsmiddelen onder welke op grond van het
gemeentelijk beleid op basis van de WVG in natura kunnen worden verstrekt. Daarbij valt te
denken aan driewielfietsen e.d. In het verstrekkingenboek zal nader worden ingegaan op dit
onderdeel en zal tevens worden aangegeven welke overwegingen bij het al dan niet
verstrekken van deze categorie voorzieningen aan de orde kunnen zijn.
Indien vervoermiddelen worden verstrekt in de vorm van een financiele tegemoetkoming, kan
bij de vaststelling van de hoogte van deze tegemoetkoming de Wvg-draagkracht van de
gehandicapte worden betrokken.
c. tegemoetkomingen in kosten van vervoer
Ook de volgende groep voorzieningen dient vervangend voor of aanvullend op het collectief
systeem gezien te worden. De hoogte van de daaruit voortvloeiende tegemoetkoming(en) kan
daarom afhankelijk worden gesteld van de mate waarin het collectief systeem in de
individuele vervoersbehoefte kan voorzien (zie artikel 3.2 lid 4).
Deze categorie vervoersvoorzieningen is onder te verdelen in: