Artikel 5.1 Aanvraagprocedure.
De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een voorziening op aanvraag wordt toegekend.
Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de gehandicapte noodzakelijk
is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend.
Een gehandicapte kan dus niet verwachten dat vanuit de gemeente op eigen initiatief iets in
zijn of haar richting wordt ondemomen.
In artikel 6.1 is bepaald dat de aanvraag plaats dient te vinden op een daartoe beschikbaar
gesteld aanvraagformulier.
Het is artikel 4.4 Awb dat hiertoe de mogelijkheid biedt.
De aanvraag in het kader van de WVG die niet op het beschikbaar gestelde aanvraagformulier
is ingediend, wordt niet zonder meer terzijde gelegd.
In dat geval wordt de aanvrager verzocht om aanvulling van de gegevens. Ditzelfde geldt
wanneer het aanvraagformulier niet volledig is ingevuld. Alvorens overgegaan kan worden tot
een besluit de aanvraag niet te behandelen wordt de gehandicapte eerst de gelegenheid
gegeven de ontbrekende gegevens aan te vullen. Artikel 4:5 Awb regelt dit in lid 1.
Besluit de gemeente, nadat deze gelegenheid is geboden, alsnog een aanvraag niet te
behandelen, dan moet dit conform artikel 4.5 AWB lid 4 schriftelijk binnen een bepaalde
termijn worden meegedeeld aan de gehandicapte. Tegen een beschikking om een aanvraag
niet in behandeling te nemen staan overigens dezelfde rechtsmiddelen open als tegen een
weigering van de bestaande beschikking zou hebben opengestaan.
Het is mogelijk dat een ander namens de gehandicapte een aanvraag indient. In principe dient
men een aanvraag in te dienen bij die gemeente waar men in het bevolkingsregister is
ingeschreven.
Alleen in de situatie dat men verhuist naar een andere gemeente, kan het voorkomen dat men
een aanvraag indient bij een gemeente waar men (nog) niet in het bevolkingsregister staat
ingeschreven.
De aanvrager van een beschikking kan op grond van artikel 2.5 AWB aangeven dat zijn
gegevens vertrouwelijk ter beschikking worden gesteld. De gegevens moeten vertrouwelijk
worden behandeld.
De datum van ontvangst wordt direct op de aanvraag aangetekend. De aanvrager krijgt per
omgaande bericht van ontvangst. Een en ander op grond van Artikel 3.4a.2.2 AWB
Het moment van verstrekken is voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen het moment dat de
voorziening of de financiele tegemoetkoming daadwerkelijk ter beschikking komt van de
gehandicapte. Dat is dus het moment dat deze de voorziening of de beschikking, waarin het
bedrag van de financiele tegemoetkoming is vastgesteld, ontvangt. Indien de financiele
tegemoetkoming met terugwerkende kracht wordt toegekend, geldt de aanvangsdatum van de
vergoedingsperiode als verstrekkingsdatum.
Alle andere momenten zijn slechts onderdeel van de verstrekkingsprocedure. Tussen de
beschikking en de verstrekking kan geruime tijd zitten, bijvoorbeeld indien de voorziening
aan de eisen van het individu moet worden aangepast.